2022 Tom Lanoye (bis) “De Draaischijf”

In 2022 publiceerde Tom Lanoye zijn nieuwe roman “De Draaischijf”. Op zijn website staat hierover het volgende:

“Nieuwe historische roman van Tom Lanoye over de periode vóór, tijdens en lang na Wereldoorlog II”

‘Ik had me de dag waarop ik word begraven heel anders voorgesteld.’

Aan het woord is Alex Desmedt, bezeten door toneel. In Antwerpen werkt hij zich vlak voor de Tweede Wereldoorlog op tot directeur van het grootste stadstheater. Hij viert triomf na triomf, mede dankzij zijn vrouw, de in Utrecht geboren sterspeelster Lea Liebermann. Hij introduceert ook technische hoogstandjes, zoals een reusachtige schijf als extra bühne óp de bühne.

Tijdens de bezetting wordt Alex benoemd tot directeur-generaal van meerdere Antwerpse theaters, maar de beperkingen zijn zwaar. Zijn broer, componist en dirigent Rik Desmedt, kiest voluit voor collaboratie, terwijl Lea, die niet meer mag acteren, wegkwijnt en ronddwaalt in een stad waar razzia’s het leven kosten aan duizenden.

Kort vóór de bevrijding wordt Alex uitgenodigd voor een delicate opdracht in Den Haag. Twee beroemde partijgenoten van Adolf Hitler zullen in de stadsschouwburg de opening bijwonen van het pas opgerichte Deutsches Theater in den Niederlanden. In de bevrijde thuishaven belooft de afrekening bijzonder bloedig te worden.

Gebeurtenissen en figuren uit het verleden boden Lanoye inspiratie, maar zijn verbeelding primeert. Dat levert een overrompelende vertelling op, vol onvergetelijke personages en dialogen, en met een even ingenieuze als tragische plot.”

Eén van de “figuren die Lanoye inspiratie boden” is Nand, zo lezen we op pagina 91:

“(…) En dan zwijg ik over nog volslagen ongetalenteerde stakkers als het mystieke draaiorgel Ferdinand Vercnocke…”

Deze woorden worden in de mond gelegd van het hoofdpersonage Alex Desmedt:

En op pp. 254-255 herinnert hij zich:

“(…) De gedichten en lofredes blijven maar komen. We lopen al bijna een uur achter op het schema. Ik hoop en bid dat Lea binnenblijft. Toch zeker vandaag. Niemand hier heeft mij naar haar gevraagd. Niemand. De ceremonie gaat ongenadig voort. Ik probeer me zoveel mogelijk af te sluiten van klank en beeld. Niet altijd met succes. Mijn brein ontsnapt niet aan het mystieke draaiorgel Ferdinand Vercnocke en zijn penetrante stem. Hij schrijdt naar het spreekgestoelte, aangekondigd als-goddank- een der laatste hoogtepunten. Na een pathetische stilte begint hij aan zijn succesnummer. Een zeer lang lofdicht. Niet voor Tollenaere, maar voor de Führer der Führers. “Kunstenaar-staatsman, ziener, man der daad, zo vangt Vercnocke aan. Zijn toon is bezwerend en winderig. “Veldheer en held, mens méér dan mens / Ons hebt gij niet verwonnen, doch bevrijd. Ik weet uit eerdere ervaringen dat er nog een bladzijde of twee zit aan te komen. Ik probeer de methode van onze Rik, tijdens het dirigeren, vroeger, in zijn betere dagen: ik neurie. Zachtjes. Ik zing inwendig totdat ik geen woorden meer hoor. Dat probeer ik althans. Tevergeefs. “Man van ‘t zwaard, hoor ik Vercnocke declameren. Man van de kunst, / Als Alvader, des Noordens meest geduchte God: / Maak mijn volk tot volk. Ik neurie, ik neurie, ik neurie. Totdat het zingen rond en achter mij eindelijk echt losbarst: men sluit bulderend af met de vaste serie volksliederen. Ze worden door iedereen staand meegezongen. Ik beweeg mijn mond. Niemand kan zien dat ik niet zing. Ik ben niet voor niets acteur. Ik ben ten minste dat nog.”

Je vader als personage zien optreden voelt vreemd aan, ook al is het dan in een “fictieve” context. Een roman biedt de mogelijkheid om dat te doen, maar de lijn tussen fictie en realiteit is dun. Het is duidelijk dat de hoofdpersonages, ook al hebben ze andere namen, verwijzen naar o.a. de échte directeur-generaal en zijn echtgenote. De nevenpersonages en locaties behouden hun echte naam. Het persona Alex Desmedt (in de eerste persoon) biedt Lanoye de kans om alsnog zijn persoonlijke standpunten en gevoelens enigzins te ventileren.

Het is niet de eerste keer dat Lanoye over Nand spreekt. Hij schreef ook een kritische recensie bij de publicatie van Nands laatste dichtbundel “De Aardse Staat (1987), die kan je hier lezen. Twee jaar later overleed Nand, hij heeft het artikel nooit gelezen.

Ik laat Nand zelf antwoorden met zijn gedicht “Wezen”, uit zijn bundel “Moederzee” (1967, pp 58-59). Dit gedicht sierde ook het rouwprentje van zijn neef Walter Seys, oudste zoon van Nands zus Jetje, die stierf twee weken na de geboorte van Walters jongere broer Arnold, waarvan Nand peter was. Walter was een begenadigd kunstenaar, hij overleed op 22 december 2022 en zo verdween onze laatste rechtstreekse band met Nand  (zie hierover dit hoofdstuk).

WEZEN

Overal wanden,
overal banden —
mijn diepste diep
is zonder grens.

Mens ben ik
en moet vergaan,
maar ik leid in mijn wezen
een tweede bestaan :
alle muren wijken,
alle banden bezwijken,
een wereld gaat open
als de wereld wijd
en wijder, want als ik zing,
peil ik het dode ding
en vind onder de schijn
de levende stilte
van het zuivere zijn.

Ik staar mij niet blind
op geboeide handen :
ik geef niet om banden,
ik geef niet om pijn.
Ik woon in een gebied
ver voorbij het heden,
daar is een ingetogen stede
die niemand ziet :

daar ben ik wat ik ben :
een vluchtige vonk
van het wereldlicht.
een flitsende schicht
ontsprongen aan het zwijgen
van Gods aangezicht.