1934-2020 Een oude “vlam”…

In mijn jeugd dook af en toe de voornaam “Yvonne” op, vooral mijn moeder liet die wel eens vallen. Het ging, zo beweerde zij telkens, ‘om een vroegere vlam’ van Nand. Naar verluidt liepen ze haar eens tegen het lijf tijdens een wandeling aan zee. Mijn vader gaf echter geen krimp. Deze anekdote bleef wat op de achtergrond, tot 2019.
Een vriend van één mijn zonen vond toen twee boeken van Nand, nl “Als Roeland luidt” en “Zeeland”, beiden gedateerd “1935”. Niet zo’n opmerkelijke vondst, ware het niet dat beide boeken gesigneerd waren door Nand én opgedragen aan een zekere “Yvonne Lyseune”. De naam stond ook bovenaan geschreven als “Y. Liseune”, die dus ooit de bezitster was.

Via Google kwam ik te weten dat er nog een dame bestaat met deze naam, zij werd in 2017 gevierd in Oostende voor haar… 100ste verjaardag! Dat las ik in een artikel uit de “Krant Van West-Vlaanderen” (verder vond ik geen naamgenoten, de combinatie van haar naam en woonplaats kon geen toeval zijn!):

Tekst:

Oostendse Yvonne Liseune viert honderdste verjaardag

Hoewel Yvonne Liseune al op zaterdag 26 augustus haar honderdste verjaardag vierde, zette het woonzorgcentrum Sint-Elisabeth de nieuwe eeuwelinge haar vandaag maandag opnieuw in de schijnwerpers.
Yvonne is afkomstig uit de Oostendse wijk Konterdam, waar ze opgroeide in de Keramiekstraat. Haar vader Florimont maakte in haar jeugdjaren furore als tegelzetter bij het toen erg bekende familiebedrijf Liseune. De eeuwelinge trouwde niet, maar had via haar beroep als leerkracht wel veel contact met kinderen. Ze gaf wetenschapsvakken en wiskunde in de Ecole Moyenne in de Hendrik Serruyslaan. Deze school heet nu het Koninklijk Atheneum Centrum. Yvonne maakte veel groepsreizen binnen Europa met de Vlaamse Automobilistenbond (VAB).
Met haar zussen trok ze er soms op uit naar Benidorm. Als vogelliefhebster was Yvonne lid van de Wielewaal. Tot vier jaar geleden woonde ze in de Vindictivelaan, met zicht op de Mercator. Na een heupoperatie herstelde ze onvoldoende, waardoor zelfstandig wonen onmogelijk werd. Daardoor kwam ze in 2013 wonen in woonzorgcentrum Sint-Elisabeth in de Zwaluwenstraat op de wijk Westerkwartier.

De Opdracht in “Als Roeland luidt”:

(bovenaan “Y Liseune
“Aan Mej. Yvonne Lyseune, Herinnering aan den 24° opvoering, toen Roeland niet wou luiden. F.Vercnocke”

Blijkbaar was er tijdens de opvoering iets misgelopen met de klok “die niet wou luiden”, tenzij dit een ‘inside joke’ was van Nand die we niet meer kunnen achterhalen.  De handgeschreven boodschap van Nand is niet gedateerd, achteraan staat vermeld “uitgave F. Vercnocke, 1935”, maar dat zegt niets over het moment waarop dit schrijven tot stand kwam.

De opdracht in “Zeeland”:

(bovenaan rechts: “Y Liseune“)

De opdracht begint met de laatste strofe uit het laatste gedicht van de bundel “Gudrun”:

“Gij bloeit als een wereld
levend in mijn hart –
en nimmer, o Gudrun
zal ik U zien.

Aandenken aan Nieuwjaarsnacht ’36
Ferdinand Vercnocke

Het volledige gedicht:

Wat zou er die bewuste nacht gebeurd zijn? Om dat te weten nam ik in februari 2020 (nét voor de lockdown!) contact op met het woonzorgcentrum dat vermeld werd in het krantenartikel van 2017. Zou Yvonne nog tot de levenden behoren? Dan zou ze nu bijna 103 zijn… En jawel: dat bleek het geval te zijn. Dus reed ik onmiddellijk naar Oostende. Toen ik haar vroeg of ze mijn vader nog kende antwoordde ze bevestigend, hoewel ik toch wat moest aandringen en verduidelijken wie ik was. Ik overhandigde haar een kopie van de opdracht en nam deze selfie:

Veel herinnerde ze zich niet meer, dus over die bewuste nieuwjaarsnacht kwam ik niets te weten. Op dat moment was Yvonne 19 jaar, Nand was toen 30, een behoorlijk leeftijdsverschil, maar toch minder als dat met Sim later, die 13 jaar jonger was. In ieder geval was het een bevreemdende ontmoeting, alsof ik toegang had tot een ver vervlogen tijd.

Nand in 1936 op het stand van Oostende:

Epiloog…

Benieuwd hoe het met Yvonne gesteld was belde ik in oktober 2020 naar het WZC. Men vertelde me dat ze overleden was, en dan nog net op haar verjaardag: 27 augustus… Daarmee werd deze merkwaardige anekdote echter nog niet afgerond. Haar naam vond ik op het internet ook terug in het Staatsblad van 11 december 1946. Daaruit blijkt dat ze toen veroordeeld werd door de Krijgsraad tot zes maanden gevangenis wegens haar lidmaatschap van de DMS – Dietsche Meisjesscharen, op basis van het toen beruchte artikel “123sexties”, net zoals Sim. Het is een kleine wereld… Of ze die straf ook daadwerkelijk uitzat is mij onbekend, misschien was er een voorhechtenis geweest die dat onnodig maakte, of ging ze in beroep.  Dààrover zou ik haar niets gevraagd hebben, de woorden van Tagore indachtig die Nand als citaat bij “Zeeland” gebruikte en weerklinken in de openingsregels van “Gudrun”:

“All the youthfulness of land and water smokes as an incense in my heart”


In het hoofstuk “Mobilisatie 1939” heeft Nand het over een “afgebroken verloving”, zou dat over Yvonne gaan?

Wel hoorde ik hen bijwijlen klagen, maar dan was het in hoofdzaak over de nadelige weerslag die hun (= de soldaten onder zijn bevel) langdurige afwezigheid op hun familieleven en hun zaken tot gevolg had.  Ook ik moest ondervinden dat het voortdurend van huis zijn zeer hinderlijk was.  Een verloving, die na aanvankelijke aarzeling nu officieel gesloten was, maar moeizaam van de grond raakte, leed in die maanden van vervreemding schipbreuk, en het was een wraak waaraan niet meer te kalefateren viel.  Ten prooi aan een pijn waarvoor geen heul meer was, had ik onwenniger dan ooit de trein naar Gent genomen.  Ik wist niet dat dat afscheid ook het vaarwel zou betekenen aan het ouderlijk huis, en aan Oostende, want dan brak aan de oostgrens de hel los.  De Dulle Griet voer over het land, dood en vernieling zaaiend langs een spoor van puin.  Ze zou ook in mijn leven hardhandig ingrijpen.”

En na Nands overlijden schrijft Sim in haar dagboek:

“Gisteren kreeg ik ook een bezoek dat mij, plots, veertig jaar terugbracht.  Ik had je ooit verteld van een oude “vlam”, van zijnentwege alleszins, die zekere J.  Stond hij daar voor mijn deur.  Het gaf me een vreemd gevoel alsof ikzelf hem moest duidelijk maken dat in zijn geval van persoonlijk condoleren toch minstens gewaagd was.  Wie kent de roerselen van ’s mensenhart.  Ik weet ook niet of hij bij zijn vrouw van dat bezoek gewag zal maken.  Ik stel me in haar plaats.  Het is natuurlijk krankzinnig te veronderstellen dat jij in soortelijk geval bij Yvonne in levende lijve een rouwbeklag zou overmaken.  Ik weet dat ik een geweldige scene zou maken en wie weet wat nog!  “