1945 Gecensureerde brief

Een aanhouding, een brief, de stigmata van Sint-Franciscus, Onze-Lieve-Vrouw van 7 Smarten en een ingrijpen van “hogerhand”.


Tot nu toe is dit de enige teruggevonden brief die gecensureerd werd uit de celbriefwisseling van 1944 tot 1949 tussen Nand en zijn ouders. Uit de volledige briefwisseling blijkt ook dat sommige brieven niet werden doorgestuurd naar de bestemmeling en/of “verdwenen”.

Deze brief is geschreven (zoals meestal) door Nands moeder op 17 september 1945 te Gistel.  Nand was al een jaar geïnterneerd toen en bevond zich op dat ogenblik in het Interneringscentrum Sint Kruis te Brugge, een detentiekamp voor incivieken. Het waren houten “barakken” die nu reeds lang zijn afgebroken. Ze bevonden zich op de plaats waar nu de “Marinekazerne Victor Billet” is (Breviersweg, Brugge). Maar ook deze kazerne zal verdwijnen in 2025.

In de brief beschrijft de moeder van Nand het voor haar aangrijpende moment net een jaar eerder (15 september 1944)  waarop haar zoon wordt aangehouden. Misschien net daarom las de censuur extra aandachtig mee.
Opvallend: twee weken later werd Nand voor de eerste keer verhoord om zijn versie van “de feiten ten laste” te geven, dit dus pas een jaar na zijn aanhouding “ten huize” (Gistel).

De gecensureerde brief:

Censuur handteking links bovenaan.
Detail doorstreepte regels (wat verder werd ook een naam doorstreept):

De tekst zoals die toen, in 1945, “leesbaar” was voor Nand:

Gistel den 17 September 1945

Mijn Zeer Lieve jongen. Ik heb het gevoel dat ik u vandaag eens moet schrijven daarom doe ik het. Het heeft mij zeer gelukkig gemaakt dat ik u woensdag gezien heb. Ik hoop als alles goed gaat nog eens met Pa mede te komen. Mijn Zeer Lieve jongen Zaterdag 15 was het een jaar geleden dat u aan de koffietafel mij attent maakte dat het de verjaardag was van Onze Lieve Vrouw der zeven weeën (u bedoelde immers mij) en “binnen 2 dagen” zoo zegde gij mij, “is het de verjaardag van de 5 gestigmatiseerde wonden van den Heiligen Franciscus, u weet wel moeder dien Heilige waar voor u altijd een bijzondere vereering had”. Wel mijn liefste kind die laatste woorden welke u tot Pa en mij sprak zijn ons toch zoo bijgebleven. Was het op dien stond Onze Lieve Heer niet die u die woorden ingaf. (/zin geschrapt door censuur/) Had u niet dezelfde houding (/gedeelte zin geschrapt door censuur/) in ’t stof, de armen ten hemel gericht: zooals den Heiligen Franciscus zelf. Daarom is het dat ik die dagen in ’t gebed herdacht voor u en al mijn vertrouwen op God te stellen, en voor u in vereering te staan, zoals ik het voor den Heiligen Franciscus deed. Pa en ik ook uw Broer leven met u en deelen uw leed. Fernand dit boek hebben wij nog niet ontvangen. Moeten wij nog eens schrijven? Mijn vriendin, juffrouw (geschrapt door censuur) is vandaag naar Brugge naar haar familie. Ze zou dien brief toonen van Keltje waarin ze over u bekommerd was. Wij brachten ook een paar oude bruine schoen te vermaken, ’t ware jammer om die schoone schoen daar te verslijten. Uwe blauwe vest is klaar wij zullen hem mede brengen. Wij verwachten uw tweede briefje, u kunt misschien wel een copie er op schrijven om als u het goed vindt, wij nog eens naar dien boekhandel kunnen schrijven om dien boek. Intusschen stellen het Pa en ik goed met onze konijnen en onze hennen. Dit haantje dat u niet mocht hebben smaakte ons maar deerlijk., ’t werd met hartpijn en lange tanden door ons opgegeten. Maar wij hopen u binnenkort thuis te hebben. Uw liefhebbende Ouders. XX.

De data van de vermelde heiligendagen kloppen.
15 september is nog steeds de feestdag van Onze-Lieve-Vrouw der 7 Smarten (“Weeën).
17 september is de feestdag waarop gevierd wordt dat Sint-Franciscus de stigmata ontvangt. Hij wordt ook algemeen gevierd op 4 oktober, Werelddierendag (zie: Heiligennet – Sint Franciscus).

Enkele voorbeelden waarin deze scène wordt afgebeeld:

1295-1300, Giotto di Bondone

1420, Lorenzo Monaco

Misschien is de verwijzing van Nands moeder naar Franciscus die “knielend in het stof en met de armen ten hemel” de stigmata ontvangt, voor de censuur een brug te ver? Want, zoals moeder in de brief vermeld: “en ‘binnen 2 dagen’ zo zegde gij mij ‘is het de verjaardag van de 5 gestigmatiseerde wonden van den Heiligen Franciscus, u weet wel moeder dien Heilige waar voor u altijd een bijzondere vereering had’“. Maar vermits het Nand is die deze woorden tot zijn moeder spreekt (“zo zegde gij mij”) is het hij die zijn moeder wijst op de komende feestdag in verband met Sint-Franciscus: het ontvangen van de stigmata. Nand leert zijn moeder iets dat ze nog niet wist over deze door haar vereerde heilige, nl. wanneer het die bepaalde feestdag was, want: “ge weet wel moeder dien Heilige waar voor u altijd een bijzondere vereering had“.  En het blijkt dat ze zeer goed geluisterd heeft en dat Nands woorden een diepe en onvergetelijke indruk nalieten op haar: een jaar later weet ze het nog, want ze schrijft haar brief net op 17 september, de door Nand bedoelde feestdag. Het is misschien maar een klein detail uit een brief, maar het toont hoe Nand een diepe liefde voelt voor zijn moeder, een liefde die wederzijds is, ze heeft het ook onmiddelijk door bij Nands opmerking over Onze-Lieve-Vrouw der 7 Weeën, want ze schrijft: “u bedoelde immers mij“(*). Nand was geen “kerkganger” (zijn moeder wel!) maar hij is wel religieus,  goed op de hoogte en hij weet de juiste snaren te raken.

Het lijkt me zeer waarschijnlijk, gezien de “vereering” die Nands moeder had voor Sint-Franciscus, dat er een afbeelding van hem ten huize hing. Zij was een diep gelovige vrouw, met ook, zo blijkt hier, een sterke Mariale devotie.

Opmerking: Door deze brief kennen we de exacte dag waarop Nand van huis werd weggevoerd door de precieze details. Het vonnis vermeld echter als begin van Nands gevangenschap “14 september”. Waarschijnlijk wordt hier verwezen naar de datum waarop het arrestatiebevel werd uitgevaardigd.
Nands moeder schrijft ook: “Wij verwachten uw tweede briefje”. Nand schreef daaarvoor in het eerste jaar van zijn gevangenschap veel meer brieven naar zijn ouders, die werden blijkbaar niet doorgestuurd (of tegengehouden). Pas anderhalf jaar later, in 1946, kwamen enkele van deze brieven uit dat eerste jaar gevangenschap alsnog aan. Sommige brieven van Nand uit die periode zijn dus gewoon “verdwenen”.

Een toegevoegde foto van Nands moeder uit een celbrief  met vermelding achterzijde: “Getrokken voor mijn zeer lieve jongen den 4 augustus 1946. Nu ben ik 65 jaar. Uw moeder“. Zelfs de foto draagt een censuurstempel.

Nands moeder heeft hem slechts één keer bezocht in oktober 1944 te Brugge, daarna kon ze het niet meer aan. Nand schrijft in zijn memoires:

“Nooit vergeet ik dat eerste bezoek, als vader en moeder mij van achter dat kippengaas dapper toelachten.  Voor mijn moeder, wier gezondheid tegen de verplaatsing en de emotie niet bestand was, vergde zo’n bezoek te veel van haar krachten.  Voor haar is het dan ook bij dat eerste bezoek gebleven. “

Dat betekent dat ze haar zoon de volgende vijf jaar nooit meer in levenden lijve heeft teruggezien. Ik probeer het me voor te stellen bij mijn eigen kinderen, ik kan het niet.

Update (juni / november 2021)

Ondanks verwoede pogingen met alle mogelijke middelen en foto bewerkings programma’s slaagde ik er gedurende jaren niet in de gecensureerde tekst te ontcijferen. Tot ik een reportage zag over de restauratie van Het “Lam Gods”, het werk van de gebroeders Van Eyck (ca 1432), waarin met speciale apparatuur verschillende verflagen konden blootgelegd worden.

Ik richtte me tot mijn Alma Mater, de KUL.

De gecensureerde passage werd uiteindelijk ontcijferd in het labo van de KUL LCS Digitisation and Document Delivery / Ancient History / NMBSI  (bib KUL Ladeuzeplein, Leuven). Er werd gebruik gemaakt van fotospectometrie: infrarood en ultraviolet licht.
Ontcijferde passages in vetjes:

” (…) en binnen 2 dagen zoo zegde gij mij, “is het de verjaardag van de 5 gestigmatiseerde wonden van den Heiligen Franciscus, u weet wel moeder dien Heilige waar voor u altijd een bijzondere vereering had”. 15 minuten later kwam men u aanhouden en nadien u martelen. Had u niet dezelfde houding aangenomen, op uwe knieën in ’t stof, de armen ten hemel gericht: zooals den Heiligen Franciscus zelf.”

Foto van het onderzoek: bovenaan de gecensureerde passage, daaronder het resultaat van de fotometrische analyse en onderaan een uitvergroting van het moeilijkst te ontcijferen woord: “martelen”:

Beeld tijdens het onderzoek in het fotospectrometisch labo:

Voor de censuur waren de combinatie van de woorden “aanhouden”, “op uwe knieën” en vooral “martelen” een brug te ver. Op geen enkele manier mocht blijken dat een aanhouding bv. zeer ruw was verlopen. Er werd dus zeer nauwgezet nagelezen . Met de doorstreepte passages blijft de zinsconstructie overeind.
Men is er niet in geslaagd de doorstreepte naam wat verder zichtbaar te maken.

Mijn vader schreef over die bewuste dag het volgende in zijn memoires:

“De vijftiende september hield de beruchte taxi voor de deur stil.  Twee mannen met mitrailletten gewapend zaten op de radiator, alsof zij uitgetogen waren om een gevaarlijk gangster onschadelijk te maken.  Een rijkswachter belde aan en liet een briefje zien door de burgemeester ondertekend: ik moest voorgeleid worden.

Dat was niet in orde met de wet, en ik trachtte het de rijkswachter aan het verstand te brengen.  Maar hij bleek niet bereid om over dingen als wettelijkheid van gedachte te wisselen.  Rood van woede snauwde hij mij toe: “Als ge nog iets zegt, neem ik A zoe mei!”  Daar ik toevallig op mijn kousen was, en half aangekleed, heb ik maar geen beroep op de wettelijkheid meer gedaan.

Dat afscheid …  In boeken worden in dergelijke ogenblikken schone woorden gesproken, in de werkelijkheid weet niemand wat gezegd.  Ik maakte er geen melodrama van, en deed maar alsof het voor korte tijd was, al wist ik wel beter.  De manier waarop de berechting zou voltrokken worden bleek al uit heel dit voorspel – die kerels met de mitrailletten gaven de toon aan.  Ik stapte in de wagen en wij reden voort – op de drempel van het huisje met de zonnebloemen stonden twee radeloze oude mensen.”


Het was een zeer emotioneel moment toen ik voor de eerste keer, na zo veel jaren speurwerk, het ontcijferde woord “martelen” voor ogen kreeg. De hele scène aan de gezellige koffietafel toen, wat er gezegd werd en het contrast met de onmiddellijke aanhouding net daarna, en het door mijn grootmoeder opgeroepen beeld van Sint-Franciscus, de stigmata, de Zeven Weeën, enz…  het leek wel een scène uit een film die voor mijn ogen werd afgespeeld, alsof ik er zelf bij was.

Deze samenloop van omstandigheden werd dan nog versterkt: het toeval wil dat ik nu, na het overlijden van mijn moeder in 2015, verhuisd ben en recht tegenover een beschermde kapel van Onze-Lieve-Vrouw der 7 Smarten woon.

Het huis dook toen plots op na weken van googelen, het was slechts enkele kilometer verwijderd van de plaats waar ik vijf jaar inwoonde bij moeder (dat huis was ondertussen verkocht). Op de verjaardag van mijn zus, 21 mei, diende ik meteen een aanvraag in bij het immobiliënkantoor tijdens mijn plaatsbezoek. Ik trok in op 1 juni… mijn verjaardag.

+ De oudste zoon van Nands jongste zus Jetje, Walter (zie infra), een begenadigd kunstenaar, maakte ooit een kunstwerk getiteld “Zeven Weeën” , het zijn zeven grote koperen platen die in Ieper, waarhij woont, nog steeds te bezichten zijn, als een soort Mariale kruisweg.

+ De man die in het KUL labo er in slaagde de gecensureerde passage te ontcijferen heeft dezelfde voornaam als mijn grootvader, én het is ook mijn derde voornaam, evenals de voornaam van mijn tante Jetje (zus van Nand) in de vrouwelijke vorm.

+ September lijkt voor mij wel een erg ‘vruchtbare’ maand, niet alleen trouwden mijn ouders op 29 september (feestdag van Sint-Michiel), maar als ik goed gerekend heb is het ook de maand van mijn verwekking.

Zou dat alles ook “een ingrijpen van hogerhand” geweest zijn?


(*) “u bedoelde immers mij“: de moeder drukt hier uit dat ze ook “een vrouw van “weeën” (smarten) is, niet gespaard door het lot, en dat ze weet dat Nand dat beseft en haar dat waarschijnlijk al een paar keer verteld had.

Daarom even een opsomming van wat die smarten voor Nands moeder kunnen zijn op dat ogenblik (september 1945).

Het gezin van Nand telt vier kinderen.

+ In oktober 1914 liet het gezin have en goed achter in Oostende en vluchtte op het nippertje voor het aanstormend geweld van de Eerste Wereldoorlog met de laatste mailboot naar Engeland (Aylesbury, tussen London en Oxford). Het zal in Engeland geen gemakkelijke aanpassing geweest zijn (bv. de taal), in een vreemde omgeving en andere culuur.
Vijf jaar later, bij terugkomst in Oostende,  bleek het huis waar ze woonden bezet door anderen én moest daarenboven nog huur betaald worden van de voorbije vijf jaar, en… volgde een nieuwe aanpassing (Nand kon nog nauwelijks Nederlands praten).

Het gezin in Engeland: vlnr: Nand, vader, Jetje, Marie-Louise (staand), moeder en Robert (ca 1916). De foto bewijst dat, ondanks de omstandigheden, er voor gezorgd was dat de “waardigheid” bewaard bleef. Ik vermoed dat Nands moeder daar een grote rol in speelde.

+ Robert geboren in 1903, de oudste, emigreerde na de Eerste Wereldoorlog naar de Verenigde Staten van Amerika, hij was er radio-operator op de scheepvaart tussen Noord- en Zuid Amerika (de zgn .“Great White Fleet” van de United Fruit Company, zijn schip was de SS Musa). Dat voelde een beetje als een verloren zoon, zeker omdat hij daar trouwde en drie kinderen had. Bezoek naar het ouderlijk huis in Oostende was dus erg uitzonderlijk. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was bezoek al helemaal onmogelijk en was de correspondentie tussen Robert en zijn familie in België zo goed als onbestaande. In een brief aan Nand van 17 oktober 1944 schrijft ze:

De eene dag ben ik wat meer moedeloos dan de andere maar ik en Pa wij moeten leven voor u. Van uw Broeder is er ook nog geen nieuws. Zou den sukkelaar dan toch getorpedeerd zijn laat ons hopen van neen“.

Robert in de radiokamer van de SS Musa met hoofdtelefoon:

+ Marie-Louise , geboren in 1903, op 1  juni (ook mijn geboortedag). Zij overleed in 1931 door een longontsteking, opgelopen in de winter tijdens het uitdelen van voedselhulp aan zij die het nodig hadden. Ze was toen 27 jaar. De liefdadigheidsinstelling waarvoor ze toen vrijwillgerswerk deed bestaat nog steeds: Sint-Vincentius.

Marie-Louise:

+ Jetje, geboren in 1909, lievelingszus van Nand, hij was de peter van  haar oudste zoon (die nog steeds leeft en in goede gezondheid is). Zij overleed op 21 juli 1939,  nationale feestdag, twee dagen na haar 30ste verjaardag, bij de geboorte van haar tweede zoon. Twee maanden later brak de Tweede Wereldoorlog uit. Bovendien werd er over haar geroddeld, de juiste toedracht is mij onbekend.

Nand schrijft het volgende in een brief aan zijn ouders tijdens zijn mobilisatie in 1939-1940 (de zgn “Schemeroorlog“), hij was toen onderluitenant in het Belgisch Leger:

“Gent, den 3.XII.39.
Beste ouders,
Het is zondagmorgen, ik heb zo-even een paar spiegeleieren gegeten en mijn stoof aangestoken. Het is helder weer. Straks ga ik in de stad, er zijn hier n.l. doorlopend schilderij tentoonstellingen. Gelukkig dat ik dat nog heb. Een beetje kontakt met de wereld van de kunst waarbij ik rechtens behoor. Dezen namiddag, indien ik erin slaag, ga ik voor een wandeling langs de Leie.
Ik weet nog niet precies wanneer ik nog eens naar huis kom, daar de kommandant die de verlofbrieven moet teekenen afwezig is. Het zal in alle geval het einde van deze week of het begin van de volgende zijn. Voor wat dat laag-bij-de-grondsch geklets over Jet betreft: wij moeten slechts één bekommernis hebben: ons er boven te houden. Haar gedachtenis zelf beveelt het. Zij zelf zou zich tegenover dergelijke dingen waardig en koud gedragen hebben. Wij zullen niet in de straat afdalen om met al dat gespuis te onderhandelen. Wij zullen rustig blijven in onze zekerheid dat het leugen is. Wij zullen er ons niet door laten uit het veld slaan of ter neer drukken. Onze waardige stilte zal een kracht zijn waarop de leugen tenslotte zal afschampen. Overigens een rechtgeaard mensch zal weten dat alléén vurige lasteraars en achterbuurt-volk de nagedachtenis van een doode besmeuren tot eigen rechtvaardiging. Alleen de lieden die uit dezelfde stof gesneden zijn: de eerroovers en praatjesventers zullen hun walgelijke waar gaan ronddragen. Voor hen kunnen wij alleen verachting hebben. Zij zullen onze herinnering, onze eeredienst van een schoone doode niet vermogen te storen, verschanst als wij zijn in onze stilte. Zij, de levende geruchtmakers, de straatkklappeien, weten niet dat elke verloren doode ons leven rijker maakt en een wijding schenkt die zij niet eens bevroeden. Onze dooden zijn ons schoonste bezit: zij zijn ons meer nabij, wij hebben ze meer lief dan de levenden zelf. Het verlies van wat ons het liefst was is onze schoonste verworvenheid.
Tusschen de vier kale muren van mijn cel – als ik eens voor een uurtje bevrijd ben van wachtkloppen en karweien – denk ik dikwijls aan háár. En het is vreemd, ik heb het gevoelen dat zij nog leeft, dat zij lééft wezenlijker dan vroeger, omdat zij bestendig woont in ons. De dooden die schoon geleefd hebben, leven veel langer dan veel levenden. Hun gedachtenis is in ons als een kracht: een beginsel dat macht bezit over ons leven, ons vóór gaat en voortstuwt tegelijk.
Zeker van dit bewustzijn, moeten wij niet eens treuren. Dit vast te stellen is geen droefheid meer maar de hoogste vreugde. En laat ze dan maar met slijk werpen. Uw Fernand”.

Dit is één van de weinige brieven die ik vond van Nand waarin hij met dergelijke bewoordingen en met zo’n heftigheid tekeergaat. Het komt van heel diep.

Jetje op het stand te Oostende:

In IC Sint-Kruis schreef hij voor haar dit gedicht:

Gedachtenis aan een overleden zuster

Zo zat ik bij haar bed, en leed dewijl ik lachte,
ik lachte wijs en stil dewijl ik spraakloos leed ;
zo zat ik bij haar bed, als een die zwijgend weet,
die huivrend voor het eind, zit op het eind te wachten

o Dat zij sterven moest en toch niet wilde sterven,
en stierf, gelijk de zon in smartlijk avondrood…
Zo moest haar moe gelaat, gesloten in den dood,
bij ’t uiterste vaarwel, der doden vrede derven.

Want zij was eenzaam hier, zo mild, zo onvoldaan,
zij zag op kleinheid neer, en vond een klein bestaan,
alleen met haar gevoel in eng gedrang vernepen.

Hoe liet zij mij verweesd toen zij haar kroost ontviel,
zij meer dan moeder mij, volkomen zusterziel…
o Rover Dood, gij zwijgt, en ik ga onbegrepen !

+ Tenslotte Nand zelf dan, geboren in 1906. Zijn internering zal voor zijn moeder ook een klap geweest zijn. Op het moment dat ze haar brief schrijft heeft ze dus inderdaad smarten te over. Als ook Robert zou verdwijnen, blijft van haar vier kinderen enkel Nand nog over, en voor hem zien de vooruitzichten er op dat ogenblik niet al te best uit.

Epiloog

Nands moeder overleed in 1952, de geboorte van Nands kinderen heeft ze niet meer kunnen meemaken;  ik heb haar dus jammer genoeg nooit gekend. En ook Robert niet: hij overleed in 1951  in New Orleans, evenals zijn zus Jet op een 21ste juli.
Nand heeft nog telefonisch contact gezocht met het ziekenhuis daar om, buiten het weten van zijn moeder,  en ook om haar enigzins gerust te stellen, te vragen een brief te schrijven aan zijn ouders, met daarin ook de verzekering dat hun zoon “de laatste sacramenten” had gekregen volgens de katholieke ritus:

“Medical Officer In Charge
U.S. Public Health Service Hospital
New Orleans
August 1, 1950
Dear Mr. Vercnocke,
Your son, Robert, although only in the hospital one day prior to his death, was first treated here in May and June of 1951. He was suffering from high blood pressure and severe kidney disease, and on July 20, 1951, was admitted unconscious. He never regained consciousness and died quietly at 7:40 AM, July 21, 1951.
On the day of admission, he was visited by father Dunn, a Catholic priest, who gave him the last sacraments. It may be of some solace to you and your wife to know that everything possible was done in the way of treatment and to make your son comfortable during his illness and last hours.
James F. Lane,
Medical Director
Clinical Director”

In de Verenigde Staten wonen nog steeds familieleden, afstammelingen van Robert. Ze wonen in… (niet te verwonderen!) San-Francisco. Het contact met de familie werd vooral onderhouden door de zoon van Robert, tot zijn overlijden in 1992. Hij stuurde ook vaak foto’s mee, zodat we het wel en wee van de familie konden volgen. Ik herinner me nog, vooral rond Kerstmis, de telefoongesprekken uit Amerika, ik vond dat wonderlijk.
Nu ik dit verhaal heb verteld, moet ik ze misschien toch eens gaan bezoeken. Met enkele ben ik via Facebook bevriend.

Het gebeurde allemaal in de aanloop naar het huwelijk van Nand en Sim (29 september 1951). En opnieuw volgde een klap: negen dagen na het huwelijk overleed Sims vader.

Nands moeder overleed 6 maanden daarna (april 1952, 70 jaar oud) na een kort ziekbed. Misschien voelde ze dat het uiteindelijk toch nog goed zou komen met haar enige overblijvende kind (nu hij toch gelukkig getrouwd was) en dat ze hem met een gerust hart kon “loslaten”?

Persoonlijk vind ik het jammer dat ik mijn tantes, oom en grootmoeder nooit gekend heb, zeker omdat Nand er vaak over sprak en omdat er zoveel foto’s van allen zijn bewaard.

Nands vader zou een tijd later komen inwonen bij het jonge gezin. Ik heb nog herinneringen aan hem. Aan ons vertelde hij soms nogal aangebrande zeemansmoppen of zong hij dito liedjes in zijn sappig Oostends dialect. Daar was Nand niet zo gelukkig mee.
Als zeeloods op rust had hij een aanzienlijk pensioen en hielp financieel (dat was tijdens de internering van zijn zoon ook al zo). Nand moest door zijn veroordeling met al zijn eventuele inkomsten zijn schuld aan de Belgische Staat betalen (wet van het sekwester) tot 1964 bij zijn eerherstel, daarvoor leefde het gezin enkel van de inkomsten van Sim.

En zo kocht zijn vader voor ons een televisietoestel (een ‘Prisma’, één van de eerste in de streek toen).  Ik herinner me nog onze verbazing samen voor het scherm, o.a. de animatiefilm met “de eikelmuis Chlorofyl” en diens aartsvijand, de rat “Anthracite” staat me nog helder voor de geest. Van die rat was ik erg bang, want “antraciet” is ook de naam van een vorm van steenkool waarmee het huis verwarmd werd, en ik zag voor mij vaak die angstaanjagende zwarte, beroete man die thuis kwam leveren. Maar gelukkig was er steeds Chlorofyl!

In 1960, op 80-jarige leeftijd, overleed Nands vader plots. In de armen van zijn zoon waren zijn laatste woorden: “‘t es mor ‘n zwimte” (West-Vlaams voor een vorm van “kort bewustzijnsverlies”, wat vaker gebeurde bij hem). Het was 16 december, 2 dagen na Nands 54ste verjaardag.


ter info: de 7 Weeën van Onze-Lieve-Vrouw (uit Wikipedia):

  1. De profetie van Simeon in de Tempel bij het opdragen van Jezus, Lucas 2:25-35
  2. De vlucht naar Egypte, Mattheüs 2:13-14
  3. Het zoekraken van Jezus in de Tempel, Lucas 2:42-51
  4. Ontmoeting van Maria met Jezus op weg naar de Calvarieberg
  5. Maria staat onder Jezus’ kruis (zie Stabat Mater), Johannes 19:25-27
  6. Maria omhelst Jezus’ dode lichaam na de kruisafneming (zie Piëta)
  7. Jezus wordt begraven, Mattheüs 27:57-66, Marcus 15:42-47, Lucas 23:50-56, Johannes 19:38-42

Afbeelding:

“Seven Swords Piercing the Sorrowful Heart of Mary in the Church of the Holy Cross, Salamanca, Spain”


Dank aan Prof. Dirk De Geest (KUL) voor enkele tips en wegwijzers en aan KUL Leuven (in het bijzonder het labo Ancient History NMBSI).


 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *