1944-1949 Brieven van ouders tijdens gevangenschap

Nand werd gearresteerd op vrijdag 15 september 1944 (het vonnis vermeldt 14 september, maar dat kan slaan op de uitvaardigingsdatum van het aanhoudingsbevel, uit een brief van zijn moeder (infra) kennen we de exacte datum).

Aanvankelijk werden hem enkel de brieven van zijn ouders bezorgd. Bijna altijd is het zijn moeder die schrijft, Nands vader schrijft af en toe een mededeling in de marge.

Op 4 augustus 1946 stuurt zijn moeder hem deze foto met achterop de tekst: “Getrokken voor mijn zeer lieve jongen den 4 augustus 1946. Nu ben ik 65 jaar. Uw moeder“. Nochtans is ze jarig op 20 juni, dus al een tijdje 65 (°20/06/1881). De foto is getrokken voor het huis in Gistel. Bemerk de censuurstempel ter goedkeuring op de achterzijde:

Alle brieven werden gecensureerd, d.w.z. ze werden eerst geopend en gelezen en dan pas afgegeven (zie op de foto van moeder de purperen censuurstempel). Men moest dus opletten wat men schreef. De lengte en het aantal woorden was gereglementeerd.

Ik vond één brief waar enkele regels waren zwart gemaakt, zie brief nr 20 van 17 september 1945 hieronder, niet toevallig over het moment dat Nand thuis wordt gearresteerd.
Detail (volledige brief met commentaar verderop):

De data op de brieven kunnen misleidend zijn: sommige brieven werden pas na weken bezorgd.: bv deze brief van 25 september werd pas door Nand ontvangen op 20 november (bemerk ook de handtekening van de censuur ‘ter goedkeuring’ links bovenaan in het rood met potlood, dat gebeurde bij elke brief, ontvangen of verstuurd):

Deze brief (de 2de) werd geschreven op 25 september 1944, dus slechts twee weken na Nands arrestatie, zie verder).

Ik heb de brieven overgetikt in de spelling zoals ze geschreven zijn.
Over de arrestatie en de dagen erna schrijft Nand in zijn Memoires, zie de pagina “De Bevrijding“.
De antwoorden van Nand staan op een aparte pagina, omdat, zoals reeds aangehaald, de data vaak niet chronologisch overeenstemmen door de onregelmatigheden in het zenden en ontvangen (sommige brieven werden trouwens teruggestuurd).

Vaak wordt er verteld over “Simone” en “Erna”. Simone is de dochter van Helena Boddaert, zus van Nands moeder. Erna is de dochter van Simone. (zie ook de pagina “Nand-Bio“).

1944

  1. Gistel 9.9.44

Fernand

In geval ge zoudt Bankbrieven van 100.00 f of van een hooger bedrag in uw bezit hebben, vraagt aan de overste aldaar deze brieven zoo spoedig mogelijk te mogen opsturen naar hier (Gistel) om ze in te wisselen want na 13 dezer zijn ze waardeloos.
Wij moeten al ons geld inwisselen tegen den 13 dezer maand anders telt het niet meer.
De Rantsoen kaarten zijn nog niet aangekomen.
Alles goed met ons en hoop met U ook, houd U maar kloek alles zal wel in het beste keeren.
Veel komplimenten en beste groeten van
Moeder en Vader

  1. Gistel, den 25-9-44

Mijn Lieve jongen,

Wij waren zeer gelukkig te vernemen dat u het goed stelt door uw briefje.
In het eerst toen u wegwaart was Pa en ik ’t hart ingedrukt.
Vele vrouwen weenden bij uwe ontvoering. Stilaan zijn wij weder onszelf.
Nu zijn wij ook gelukkig dat u wat eten en linnen mag ontvangen. Alles zal wel van zelf beteren.
Wees teder omhelsd van
Uw liefhebbende ouders

(ontvangen den 20.11.44)

  1. Woensdag 3 Oct. 1944

Mijn Lieve Jongen

Pa en ik zijn zeer benieuwd hoe of het met u gesteld is, reeds verscheidene keeren is Pa daar geweest, aan die school en ook waar ge nu verblijft met wat eten maar werd niet toegelaten het af te geven. Vandaag Woensdag middag is Pa daar ook geweest met een verschooning uw Pullover en tandenborstel en het werd aanvaard er was ook wat schrijfpapier en omslagen in maar heb het moeten uithalen.
De Rantsoenzegels werden ook aanvaard maar de Rantsoen kaarten hadden wij nog niet, wij hebben naar Emilie geschreven ze zoo spoedig mogelijk op te sturen.
Het is curieus dat we van u geen brieven ontvangen, het is toch toegelaten dit te doen, we hebben over veertien dagen een brief van u ontvangen sindsdien niets meer.
Uw huispacht is betaald voor Oct. Emilie ook, die belastingbrief is ook in orde te Gistel.
Zoudt ge ons niet kunnen laten weten wat er verder met dit appartement moet gebeuren.
We hopen dat dit alles spoedig zal afgelopen zijn, en dat er wederom rust en vrede mag heerschen. Met ons is alles redelijk goed en hopen met u ook. Als ge kunt laat eens nieuws van u geworden. Uw liefhebbende ouders, Pa Ma

/Ik kom hoogstwaarschijnlijk zaterdag namiddag uw vuil ondergoed afhalen. Pa./

  1. Gistel, den 10-Oct-44

Mijn Lieve jongen.

U had zeker uw eigen afgevraagd of ik uwe verfborsteltjes had gekuist? Ja dat heb ik gedaan. Ik heb ook het schilderijtje waaraan u bezig waart op het staan laten staan en zal het zoo laten tot u terugkomt. Ik moet niet vragen hoe het met u gaat, gebroken naar lichaam en ziel; geloof ons lieve jongen dit deelen uw Vader en Moeder met u mede.
U zult zeker de deken dat Pa heeft mogen afgeven best kunnen gebruiken het wordt koud. De sluffers zijn zeker te klein? Een grooter number kon Pa niet krijgen. Wij stellen het goed en zijn goed gezond.
Wees teeder omhelsd van uw
liefhebbende Ouders

  1. Gistel Vrijdag 13 Oct. (/ontvangen den 25/11/44)

Fernand

Vandaag heb ik nog eens met schoon ondergoed naar het kamp geweest, en nu mogen wij maar enkel de dagen volgend de beginletter der familie naam schoon ondergoed aanbrengen en vuil linnen afhalen, voor onze naam valt het op den 20 Oct.
Wij vernemen niets nieuws over u kunt gij niets schrijven, of is het niet toegelaten, wij verlangen natuurlijk naar een klein briefje of het met u gaat.
Er werd mij gezegd dat het adres van u volledig moest zijn bijv: Nummer van de barak enz – maar wij weten daar niets van.
Wij schrijven gewoonlijk 2 brieven per week naar u.
Hoe staat het met het onderhoor moocht gij een verdediger aanstellen in geval het u toegelaten is laat het ons weten, en wie.
Toekomende week ga ik eens naar Brussel voor wat ondergoed.
Zoo Fernand, vele groeten van uw ouders.
Pa en Ma.

  1. Gistel den 17-10-1944 (/ontvangen den 22.1.45/)

Mijn Lieve jongen,

Pa en ik zijn zeer benieuwd hoe het met u gaat. Wij leven voortdurend met u mede zoowel bij dag als bij nacht. Wij hebben u toch zoo lief dat wij het niet genoeg kunnen zeggen en wij zijn onmachtig u te helpen voor uw voeding. God geve dat gij uwe gezondheid mag behouden. Gister hebben wij vernomen dat het weder toegelaten is pakjes te verzenden. Het is toekomende vrijdag dus den 20 uwe toer om er eentje te ontvangen. Zoo Pa zal komen met een pakje die volgens het schijnt 3 kilo mag wegen. Zoo op fruit moet u niet rekenen jongen dit weegt seffens te zwaar en neem dan de plaats in voor het stevige voedsel. Ook een verschooning brengt Pa mede in een ander pakje. Kon je uw vuil goed klaar maken Fernand, Pa brengt het dan mede, hij zal een zakje mede brengen om het erin te doen. Van Emilie hebben wij een brief ontvangen. Zij schrijft ons dat uwe voeding kaarten in Brussel ingehouden zijn en dat zij nu voortaan niets meer kan bekomen van zegels nog voor voeding nog voor tabak. Zoo jongen u kunt dit misschien wel tegen uw bewakers zeggen dat ze daar de voedingskaarten ingehouden hebben dus dat wij ze natuurlijk niet bij u kunnen afleveren. U hebt de beste groeten van haar. Fernand ik weet niet meer of ik reeds geschreven heb dat wij een zeer schoone brief van Mme Coppens hebben ontvangen. Ze heeft ook de huishuur op 300 frs gebracht en daar Emilie nu geen boodschappen voor u meer moet doen moet haar gage ook wel van 100 frs verminderd worden. Fertje ieder morgen kijk ik wel tienmaal naar de bus of er geen brief van u inzit en telkenmale niets. De eene dag ben ik wat meer moedeloos dan de andere maar ik en Pa wij moeten leven voor u. Van uw Broeder is er ook nog geen nieuws. Zou den sukkelaar dan toch getorpedeerd zijn laat ons hopen van neen.
Wees teder omhelsd van uw liefhebbende ouders.
Uw moeder

(over Mevr. Coppens en Nands appartement in Brussel zie de pagina “Zender Brussel“)

  1. Gistel 20.10.44

Fernand

Volgens het schijnt mogen wij heden tezamen met het pak eten welke gij vandaag zult ontvangen deze brief afgeven.
Ik heb u reeds geschreven over uwe Rantsoen kaarten die zooals Emilie ons heeft laten weten, daar ingehouden zijn, om volgens het schijnt vandaar naar Brugge op te sturen.
Ook heb ik u reeds gevraagd dewelke verdediger ge zult kiezen, om u als het noodig is te helpen verdedigen.
Indien mogelijk laat het ons weten gij hebt toch volgens mijn meening daar recht op.
Volgens de bestaande verordeningen mogen wij alle veertien dagen wat eten en proper linnen u laten geworden, volgens de letter van familienaam op gestelde dag, zoo vandaag is de V. erin begrepen, ook mogen wij het vuil linnen afhalen.
‘K heb nog niet kunnen naar Brussel gaan er zijn zoo weinig treinen die rollen, de reis zou tenminste twee dagen duren.
Zoo Fernand als ge uw pakje ontvangt laat het maar lekker smaken, en ’t is hopen dat alles in het goede komt.
Vele groeten van Vader en Moeder

  1. Gistel, den 21 – Oct – 44 (/ontvangen 6.2.45/)

Mijn Lieve jongen.
Ik schrijf u dit briefje om u onze goeden dag te sturen. Pa is gister te Brugge geweest met uw pakje en wit linnen. Wij hopen dat u er zal smakelijk aan eten. Fernand wat was dit ondergoed toch vuil. Ik had toch voldoende ondergoed gegeven om u mee te verschonen. Er zijn toch bij u nu vier lange onderbroeken. Mijn lieve jongen uw en ons lijden is heel groot toch zo groot. Wij zijn machteloos kind. De Goeie God  ’t is ook in Zijn Handen dat ik u heb gegeven. Zoo wij leven op hoop en betrouwen. Hij bezoekt maar degenen die hij liefheeft, dit is ’t voornaamste.
Vandaag hebben wij eindelijk uw revitailleeringskaarten ontvangen. De meid had haar slecht uitgedrukt, waardoor wij verstonden die kaarten ingehouden waren en er was niets van. Maandag misschien zult u ze ontvangen.
Pa had geschreven dat ze mocht de eieren en de boter toeeigenen. Nu ja er stond in den brief dat wij vandaag ontvangen hebben dat zij zoo tristig is dat ze niet in de voorkamer kunt gaan van de eieren dat u de sleutel hebt. Nu ik heb daarjuist geantwoord dat Pa van zodra de spoorweg in orde is hij achter binnen zal gaan en dan krijgt ze de eieren. Fernand bij de eerste gelegenheid zullen wij zorgen voor uw scheergerief.
Zou houdt uw kloek wij van onze kant trachten het ook te doen.
En wees teeder omhelsd van uwe liefhebbende Ouders.
Moeder

  1. Gistel, den 26-10-44 (/ontvangen 6.2.45/)

Mijn Lieve jongen,

Ik heb hier te Gistel 2 meisjes gezien die bij u in Brugge geweest waren. Zij waren vrijgesproken. Ik kende hen niet persoonlijk. Ik vroeg hen enig nieuws over u. Ja zegden ze Dien grooten Heer wij hebben hem dikwijls in de verte gezien. Hij is vermagerd maar ziet er gezond uit. Eene van die twee meisjes zag er heel slecht uit of een doode die levend gekomen is. Het trof mij zeer. Mijn Lieve jongen God beware ons dat het met u zoover niet komt ze deden dan ook niets anders dan in hun hoofd schrabben. Ja zegden ze wij zijn vergeven van de stroo luizen, maar dat zal rap weg zijn.  Voor mijn part zal het een mirakel moeten zijn of dit ongelukkig kind er nog door komt. Ze zegden ook tegen mij dat het voedsel nu verbetert tegen vroeger. Zoo Fertje houdt u kloek. Pa en ik zijn goed gezond. Onkel Emiel en tante Alice woonen reeds terug te Oostende. Als u vrij zijt gaan wij er ons gedrieën naartoe: naar de zee!! Den 3 november is het onze dag om een pak voor u te brengen, het pak mag niet meer wegen of 3 kilos dus Fernand is het nutteloos zwaar fruit mede te geven. U hebt meer aan sterk voedsel. Pa heeft vandaag voor u een scheerapparaat gekocht (Gilette). Zoo het zal in het linnen zitten. Naar den Heer bestuurder van het Camp heeft Pa uwe rantsoenkaarten gestuurd. Pa en ik verlangen zoo naar een briefje van u. Ieder dag is wel 10 maal naar de briefbus kijken of er van u niets in is en telkenmale teleurstelling maar toch houden wij goeden moed.
Zoo mijn lieven jongen, wees teder omhelsd van Uwe liefhebbende Ouders.
Moeder

  1. Gistel den 9-11-44 (/ontvangen den 28.11.44/)

Mijn Lieve jongen,

Met deze sturen Pa en ik u de goeien dag. Wij hopen dat het met u goed gaat. Met ons is het ook het geval. Wij hopen ook dat uw pakje goed heeft gesmaakt.
Fertje wij denken steeds dag en nacht aan u en deelen mede in uw lijden. Wij hebben u toch zo lief dat wij het niet genoeg kunnen zeggen. Gij edele martelaar. Pa heeft naar Brussel geweest, hij trof juist heel slecht weder, die oude zeebonk sukkelt door alles. Tante Alice en Onkel Emiel wonen reeds te Oostende.
Zoo mijn Lieve jongen, houdt u kloek en weest teeder omhelsd van uw liefhebbende ouders.
Uw moeder XX

  1. Gistel, den 18-11-44

Mijn Zeer Lieve jongen.

Vandaag vrijdag. Pa heeft u een pakje gebracht. Alles was goed afgeloopen. Nietegenstaande de regen waren de pakjes gelukkig droog gebleven. Toen Pa thuis kwam was hij kletsnat, hij kwam als vanonder een stortbad. Goed te zien dat hij menigmaal zeetjes over zijn hoofd heeft gehad. Achter een goeie tuk gedaan te hebben is hij toch nog 2 maal naar ’t steedje geweest vandaag. Fertje ik was toch zoo spijtig dat ik geen beetje spek voor u had. Onze gebuur was ook zonder ze hadden juist geslacht vandaar kreeg ik een beetje hoofdvleesch. Maar toekomende keer zal ik er hebben van iemand maar het zal niet gerookt zijn. Ik zal het dan in schelletjes snijden en lichtjes fruiten. Jammer dat ik er nooit een beetje appeltjes kan in het pak steken. Er liggen er altijd klaar om er in te doen. Maar telkens zou het pak te zwaar zijn dan is het stevig voedsel nog het best. Volgens het schijnt Fertje steld u het toch tamelijk goed. Pa had vernomen van een heer die vrijgesproken was dat u er goed gezond uitzag en wij waren er zeer gelukkig om dat wij voor de eerste maal onze kaarten hebben uitgehaald anders hadden wij daarvoor geen moed gehad. Ik verloor wel 4 partijtjes maar ja ik miek er niets van. ’t Word stilaan winter jongen Pa zal best doen nog een deken voor u te brengen. Ik ben bang dat u mocht koud hebben. Fertje u moet toch dikwijls aan uw moedertje denken. Ik die u toch zoo vertroetelde omdat u nooit in trek zou zitten of kou vatten en nu!!! Mijn lieve jongen ik en Pa hebben goeie hoop op een spoedig wederzien. Al onze tegenspoed leg ik in mijn Lieve God zijn Handen. Deze beproeving wilde hij nog van mij ik weet niet of ik meer voor Hem zal moeten lijden. Er is ook nog geen nieuws van uw Broer, wat is er van hem geworden. Ik heb er tegen een Engelsman over gesproken, geen nieuws goed nieuws zegt hij, ware het slecht zegde hij u zou het reeds weten.
Zoo mijn Lieve jongen wees teeder omhelsd van uw liefhebbende ouders XX Uw moeder.

  1. Gistel, den 26-11-44.

Mijn Zeer Lieve jongen.
Pa en ik hopen dat het met u goed gaat. Pa is op St. Kruis geweest met een pakje geneesmiddelen. Wij hopen dat u nu gansch gezond zijt. Fertje mijn jongen wij denken dag en nacht aan u en gevoelen met u mede uw zielsverdriet. Pa en ik hopen op een gelukkig wederzien. Zoals u uw eigen kan inbeelden gaat ons leven hier zijne gewone gang. Onze hennefamilie steld het zeer goed. Ik geloof dat wij in ’t korte wel eieren zullen hebben van de poelje, en uw poes is ook dik en vet geworden, maar hij is ook niet verzadelijk. Intusschen zijn de zonnebloempjes en de astertjes verslenst. De zonnebloempjes die gij verplant hebt hebben ook gedregen. Verleden week bloeide er nog een roosje voor uw bureau. Alles gelukkige en aangename herrinneringen maar U zoek ik in ’t duister, ik vind u niet, ’t is zeer hard. Maar wij willen moedig zijn en leven op hoop voor U. Nu Fertje ik heb van Simonne een half stuk sunlicht zeep gekregen voor uw St Niclaas. Dit is nu niet meer te krijgen, U zult er uw eigen behoorlijker mede kunnen wasschen. Het zal dan toekomende vrijdag in uw linnen zitten. U hebt de beste groeten van haar en Erna.
Zoo mijn lieve jongen tot later dan en wees teeder omhelsd van uw
liefhebbende ouders XX.

P.S. U hebt de beste groeten van Eugenie zij bezorgt mij wel eens iets wat eten betrefd voor U

  1. Gistel, den 9-12-44.

Mijn zeer lieve jongen,

Pa en ik stellen het nog altijd goed en zijn goed gezond. Wij hopen dat het met u hetzelfde is. Pa is vrijdag naar Brugge geweest met uw linnen en eetwaren, de reis is goed afgelopen, het weder kon er door. Het stukje sunlicht zeep zal u goed van pas gekomen zijn. Ik had het van Simonne gekregen voor u. Ik heb nu nog een ander stukje stevige zeep die ik zal medegeven in het volgende pakje. Fertje Pa schrijft vandaag naar uw broer Robert in Amerika, sedert enige dagen is het toegelaten, maar het moet nog op postkaart zijn. Hopen wij dat we intusschen van hem zelf nieuws krijgen? Zoo lang er geen slecht nieuws komt is het nog altijd een teeken dat hij niet getorpedeerd is. Mijn lieve jongen Pa en ik denken dag en nacht aan u en wij gevoelen in ons zelf uw groot zielsverdriet. Laat ons hopen dat u gauw vrij zult zijn misschien zitten Pa en ik, Robert en gij binnenkort aan dezelfde disch, het is toch nog te vroeg voor fritten.
Zoo Fertje houdt u maar goed gezond en wees teeder omhelsd van
uw liefhebbende Ouders XX

(nvdr: over broer Robert zie de pagina’s “Familie Nand” en “Robert“)

14. Gistel den 11-12-44

Mijn zeer Lieve jongen.
Ik laat u weten dat Pa en ik het goed stellen, wij zijn goed gezond, hetgene wij van U ook verhopen. Daar de correspondencie verklaart is voor Amerika hebben wij naar broer Robert zijn Cie geschreven. Het is 8 dagen geleden. Wij zijn zeer benieuwd of de kaart zal terecht komen. Nu leven wij op en in de afwachting. Mijn Lieve jongen Pa en ik denken steeds dag en nacht aan U. Dan zeggen wij wat moet Fernand toch kou hebben. ’t Is te hopen dat die klomsluffers passen. Ik vrees dat ze te groot en te zwaar zijn. U zoudt ook nog wel een deken meer kunnen gebruiken ’t is reeds ferm koud.
Vandaag den 12-12-44.
Fertje gisteravond had ik dit briefje geschreven naar u, natuurlijk kon het niet eerder gepost worden of vandaag daar het te ver is en te donker. Nu vandaag dus ontvingen wij uwen eersten brief van 8st. die door de welwillendheid van uwen directeur verzonden is geweest. Welk een geluk was het voor Pa en mij. Ik was ten zeerste aangedaan en onder mijn tranen heen bedankte ik mijn Goeie God. U moet zoo niet spreken van bedanken en vergelden. U hebt ons reeds geluk genoeg in uw leven verschaft Gij onze dierbare Edele jongen, dit kunnen Pa en ik u wel zeggen.
Fernand het appartement in Brussel hebben wij steeds in huur. Uwe hospita heeft de rent gebracht op 300 frs. De meid moet niet meer betaald worden. U moet er niet mede inzitten. Wij laten alles zoals het is tot een beter gelegenheid. De kelder of de zolder moet immers ook betaald worden.
Wees teeder omhelsd van uw
liefhebbende ouders XX.

  1. Gistel den 21-12-44 (/ontvangen 6.2.45/)

Mijn zeer lieve jongen.

Pa en ik hopen dat het met u zeer goed gaat. Met ons is het ook het geval. Pa is zondag naar Brussel geweest achter een paar zwarte schoenen voor u. Hij bracht ook nog die bruine mede. Woensdag is hij naar uw Kamp geweest met uw gestreepte broek en die zwarte bottienen. Nu de Gendarm van wacht was heel vriendelijk tegen Pa maar het pakje kon hij niet aannemen het was verboden. Gelukkig voor Pa dat het schoon weder was. Misschien steken uw beide knieën door uwe blauwe broek die u aanhebt. Het zal dan voor vrijdag zijn. Wij wenschen u intusschen een gelukkige hoogdag van Kerstdag. Er zijn uit Gistel verscheidene menschen uit het Kamp vrijgelaten. Ik heb een vrouw gaan bezoeken om haar te vragen of ze u kende ja zeker zegde ze. Dien grooten heer. Ziet hij er goed uit vroeg ik haar ja zegde ze mevrouw u mag gerust zijn, hij ziet er heel goed uit. Het heeft Pa en mij goed gedaan dit te hooren. Zeer dikwijls heb ik uw brief herlezen. Ik lees hem toch zo gaarn. Ik wenschte dat in plaats van een in de maand u er wel 4 mochte schrijven. Fertje niet vergeten dat Pa en ik dage en nacht aan u denken en deelnemen in uw zielsverdriet. Wij hopen dat het weldra uw toer zal zijn met pak en zak af te mogen komen. ’s Namiddags maken wij vuur in de eetplaats. Wij hebben er een breede buis laten aanmaken, het is veel warmer of in die koude keuken.
Zoo mijn lieve jongen tot later dan eens en moest u eens Masa zien geeft haar de beste groeten van
Uw liefhebbende ouders XX
Uw Alpin heeft Pa aan de kapstok in uw voorkamer gevonden. Vrijdag komt het mede.
P.S. Het gebeurt wel eens dat wij ’s avonds terug aan ’t kaarten gaan. Niet op het schrift letten mijn handen hebben juist een beetje koud daar de stoof nog niet doorgekoomen is X

  1. Gistel, den 30-12-44. (/ontvangen den 22.1.45/)

Mijn Zeer Lieve jongen.

Pa en ik wenschen u een zalig en gelukkig nieuwjaar dat u ook rap uw toer moget krijgen om naar huis te komen. Deze morgen heb ik bij Oswald een bezoek gebracht. Passeerde week heeft pa tot bij uw kamp geweest met uw gestreepte broek en een paar schoenen en het was niet toegelaten het te aanvaarden. Vandaar dat het zoo lang duurde eer u dit broek kreeg.
Ik veronderstel dat uwe beide knieën er door staken. Nu vandaag zaterdag is Pa naar Brugge geweest met de valies en een doosje zwarte blink en het werd aanvaard. Fernand wij wonen niet in ons keukentje maar wel in de eetplaats. Er is een platte breede buis aan de stoof gemaakt zoo dat wij er eten op warm kunnen houden en wel iets koken, en warm dat het is. Van voren wilden wij geen keuken houden daar wij durven verhopen dat u wel den eenen of den anderen dag voor het venster zal verschijnen. U zijt ook toch wel gelukkig zeker dat u nog steeds jong en vrij zijt en bij de Oudjes zijt. Alles gebeurt soms voor het best.
Fertje Pa is aan ’t werken om u hier te Gistel te domiciliëren. Het is op goeie voet. Hij zal eersdaags gaan om inlichtingen in de statie om te weten hoeveel het zou zijn om uwe meubelen naar huis te voeren met het spoor.
Zoo mijn Lieve jongen houdt u kloek zooals wij. Wij hopen dat uw pakje wel gekomen was en dat het goed smaakt.
Wees teeder omhelsd van
Uw liefhebbende Ouders. XX

1945

  1. Gistel, den 5 van 1-45.

Mijn zeer Lieve jongen.

Pa en ik stellen het zeer goed. Wij verhopen dat het met u ook het geval is. Niettegenstaande ons groot leed over u vliegen de dagen rap voorbij, en toch onzen eerste tuk liggen wij soms uren wakker en denken aan onze zeer geliefde jongen. Ja de goede Zoon van den braven timmerman miek het u niet gemakkelijk en toch mag men soms God bedanken dat dit gebeurt ’t kan ook voor uw geluk zijn. Fertje ik heb van Waltertje een schoon nieuwjaarsbriefje ontvangen. Ziehier de tekst:

Lieve Meter
Ik ben nog maar een kleine man,
Die nog niet veel schrijven kan,
Met nieuwjaar kom ik toch vol moed,
Naar mijne welbeminde meter zoet,
Ik vraag aan God van u te sparen,
Van wee, van ziekte van gevaren,
Dat hij u lange late leven,
En u zijn mildsten zegen geven.
Uw lief doopkind.
Walter Seys
Ieper den 1st januari 1945

Dan ook nog van Arnoldje.

Lieve peter
Zalig Niewjaar
Arnold

Dit was er bijgevoegd in crayon.
Zoo u en Pa was er ook bij.
Ik was er door toch zoo aangedaan. Dit nieuwjaarsbriefje is voor mij een documentje. ‘k Ben ook aanstonds boeken en teekens boeken gaan kopen voor hen. Eigenaardig was het, het prentje op dit nieuwjaarsbriefje was Jezus aan het Kruis in een verlaten sneeuwveld.
Ik moet u ook eens zeggen onze radio is vermaakt 450 frs hij gaat goed maar niet uitstekend. Ook dat Mv. Monstrey verrijkt is van een dochter. Zoo mijn lieve jongen houdt u maar kloek. ’t Was gister een maand dat wij naar New York geschreven hebben voor uw broer en nog geen nieuws.
’t Spreekwoord zegt geen nieuws goed nieuws maar ’t duurt lang. Wees teeder omhelsd van
Uw liefhebbende ouders XX

  1. Gistel, den 7-1-45

Mijn Zeer  Lieve jongen.

Pa en ik hebben met groote vreugde uw briefje van den 1e ontvangen, het was tevens een groote verlichting voor ons te hooren dat u niet ziek was.
Fernand het boek “de brieven van Maria Pypelinckse” waren in Brussel uitverkocht. Pa is dan direct na dit vernemen naar Oostende gereden, kon het ook in geen een boekhandel krijgen tenzij bij Devriend die er ging achter schrijven. Pa mocht dan den 9de er achter gaan maar hij kon ook niet stellig verzekeren of het ging afkoomen, nu als alles goed gaat zal Pa dan gaan zien. Moest het niet aangekomen zijn zal Pa dan vrijdag in Brugge op zoek er achtergaan. Wij stellen het anders goed. Wij zijn, God zij dank, beiden gezond en leven juist om voor u te zorgen. Mijn liefste jongen wij hebben u zoo lief nog steeds zijt u dag en nacht in onze gedachten bij ons. Verontschuldig mij dat ik u dit beken, maar God alleen weet hoe wij u liefhebben en eeren. Ik moet u nog eens zeggen s’ zondags komt Simonne met Ernatje de namiddag met ons doorbrengen. Pa speelt met Montje eenige partijtjes met de bak het gene hij zeer gaarn doet, met onze Robert heeft hij dit ook menig maal gedaan. Wel dan speel ik met Erna het Ganzenbord. Dit spel heeft veel vergelijking met het lot mijner 4 kinderen. Van Robert is er verder nog geen nieuws sedert het begin van 44 dus het doolhof. Gij in het kamp en dan uwe twee gezusters gestorven. Dit is ook eigenaardig nietwaar. Zoo als mijne teerlingen mij werpen dat ik in het hol vlieg, dan schatert de kleine het uit van lachen zonder te weten welke mijn gevoelens zijn. En zoo gaat het leven. Pa en ik spelen ’s avonds kaart zoals voorheen. Dit brengt wel wat afwisseling, maar onze geest is bij u.
Fernand U moet niet inzitten met die huispacht. Er is bijna geen vervoer en als er zou zijn duizenden frs wordt er gevraagd. Met de spoorweg zou het zeer moeilijk gaan of wel Pa zou moeten in Brussel zijn en dan daar blijven tot die spoorwegwagen komt. Zoo dat kan voor ’t oogenblik ook niet. Met uwe hospita zijn wij als vriendinnen geworden. Maar het is een job als ik moet antwoorden natuurlijk in ’t Fransch.
Zoo Fertje houdt u kloek en wees teer omhelsd van Uw liefhebbende
Ouders XX

3. Gistel den 15-1-45

Mijn Zeer Lieve jongen.

Van Robert Vermote hebben wij een kaartje ontvangen dat hij van Robert en ’t begin van 44 een brief ontvangen had dat hij nog in goeie gezondheid was en steeds vaarde op de zelfde Cie. Laat ons hopen dat hij het voort mocht volhouden. Fernand het is een maand geleden dat wij een brief hebben van u hebben ontvangen. Pa en ik zijn ieder dag benieuwd of er niet in de bus komt. Wij hadden hooren zeggen dat het ieder maand toegelaten was dat jullie allemaal een brief per maand mochten naar huist sturen. Zoo wij hopen dat het zoo zal zijn. Mijn Lieve jongen nog steeds denken wij dag en nacht aan u en zien vol verlangen uwe thuiskomst tegemoet. Hoe gaat het met U? zijt u nog steeds goed gezond? Pa en ik stellen het anders tamelijk goed. Mijn manchetten en pullovers heb ik reeds aangetrokken ’t is ferm koud. U moet ook wel koud hebben met dien eenen deken. Fertje wij hebben stilaan ons kaartenspel uitgehaald bijna ieder avond spelen wij. Ik weet niet of u reeds vernomen hebt in een van mijn briefjes dat ik naar u schreef dat wij in de zitkamer wonen ’t is er veel warmer en zoo passeren de dagen maar er is iets te kort en dit zijt gij wij hebben natuurlijk veel verdriet over u maar versagen zullen wij niet. Pa en ik zijn zeer gelukkig dat u nog altijd onze jongen zijt.
Mijn liefste kind heb maar goede moed, en wees teeder omhelsd
Van Uw Liefhebbende
Ouders XX
P.S. Fertje Pa heeft ervoor gezorgd dat u Gistelnaar zijt en hij heeft het verkregen ’t is beter.

  1. Gistel, den 24-1-45.

Mijn Zeer Lieve jongen
Het was met overgroote  vreugde dat wij uwen brief van den 12 dezer ontvangen hebben. Ja de dag van uw pakjes was het inderdaad zeer slecht weder, maar Uw Vader een echte zeebonk kon daar gelukkig tegen. Fernand ons Robert had in ’t begin van 44 een brief naar Robert Vermote geschreven welke te Londen verblijft. Hij schreef dat hij het heel goed stelde en nog steeds bij de zelfde Cie was. Zoo laat ons hopen dat wij van ons Robert eensdaags ook mochtten nieuws verwachte, Het verheugt ons ook dat u een ontwerp hebt voor een nieuw toneelspel. Pa heeft onmiddellijk naar Brussel geschreven achter het gevraagde boek (“de brieven van Maria Pypelinckx” door O. Dambre) maar tot nu toe hebben we nog geen antwoord. Pa had den 19de er achter geschreven. Fernand bij Pa zijn laatste bezoek te Brussel bij uwe hospita Mv Coppens de Houthulst was die oude dame van ‘t 3de zoo vriendelijk geweest een groote kom warme soep en patatten met boeling naar hem te brengen. Ik vond dit prachtig nu bij mijn laatste brief naar uw hospita had ik er een nieuwjaarswensch voor die beide dames bij gedaan op een visietkaartje. En vanmorgen kreeg ik een brief van madame en er was ook een kunstpost kaart bij van die dames. U zult eens zien als u thuiskomt hoe die menschen van den adel u hoogachten. Ik kon mij niet inhouden van een lachend gelaat op te zetten zoo gelukkig was ik.
Nu mijn Lieve jongen houd u kloek Pa en ik zijn ieder dag ons eerste en laatste gedacht bij u.
Wij omhelzen u teeder van verre. XX
Uw liefhebbende Ouders.
P.S. Fertje van zoodra het boek aangekomen is sturen wij hem.

  1. Gistel den 31-1-45.

Mijn Zeer Lieve Jongen.

Ik laat u eens weten dat Pa goed thuisgekomen was verleden vrijdag. Op de baan was het erg gladdig, het was 2 uur toen hij thuis kwam maar zonder incidenten. Fernand ik hen wel geschrokken van het medicament dat u noodig hebt, naar ik zie is het nog eens dezelfde zenuwstoornis gekregen door al de vernederingen u aangedaan in N.I.R. En nu is het door uw eigen volk. Vaag erin Godsnaam uw ooren aan na lijden komt verblijden en houd u gezond en sterk. U staat torenhoog boven alles. Pa en ik leven met u en willen voor u door het vuur loopen. Wij hebben tot nu toe niets te kort en dat is ’t voornaamste. Er is hier een boertje niet ver van ons met zijn hond die u dikwijls een eindje vergezelde wel wij mogen ook twee maal in de week achter een beetje melk gaan of eenige eitjes. Met dit koude weder legden de hennen bijna niets. Nu gelukkig vandaag hebben wij het eerste eitje geroofd. Wij hebben die beestjes moeten in ons kolenkot verhuizen. Zoo koud was het. Ons huisje stond net als in de steppen zulke sneeuwlawines hebben wij gehad. Gister avond is de dooi ingetreden laat ons hopen dat het zoo voortgaat. Waren uwe bloelingjes goed ze waren van Berteltjes. ’t Is jammer dat u alles moet koud en stijf opeeten. Fertje weet gij wat u doet, ware ik of u ik zou af en toe een klein beetje Engels zout nemen, ik zal er mede geven met uw medicament. Het zal voorzeker ook beteren daarmee voor mij is uw bloed wel te dik door het eeten ik meen geen groenten genoeg. Wij hopen dat het weldra uw toer zal zijn om verhoord te worden dan komt u ook maar rap naar huis en zijn wij nog eens met ons drieën. Dit boek dat u vraagt hebben wij nog niet kunnen verkrijgen. Pa zal eens naar Oostende gaan. Aan  M Kamerlinck heb ik de groeten gedaan Martha van Boer Boddez heeft haar voet leelijk verstuikt jammer dit wordt een reuzin u zult staan zien.
Zoo mijn Zeer Lieve jongen wees teeder omhelsd van Uwe liefhebbende
Ouders XX

  1. Gistel, den 24-2-45.

Mijn Zeer Lieve jongen.

Ik laat u eens weten dat als ik u de volgende keer een bezoek zal brengen ik er wel 10 jaar jonger zal uitzien of ik nu ben. Ik was overgelukkig en ik zegde het tegen Pa ook. Hij had u goed gezond gevonden, ’t mes van Damocles is niet meer boven mijn hoofd. Doordat wij deze medicamenten hebben moeten bezorgen voor u dacht ik dat u ziek was. Daaraan moet ik zien dat u de waarheid sprak toen u schreef dat het een voorzorgsmaatregel was. Pa vindt u uitstekend. Intusschen zie ik aan uw laken dat de vlooien ook aan ’t verminderen zijn ware ik of u Fernand ik zou die bedsprei eens goed uitslaan en verluchten.
Zondag 25
Van Mme Coppens de Houthulst heb ik een portretje ontvangen getrokken in de Galerie van haar huis door de dames van boven.

(nvdr: over deze dame zie de pagina “Zender Brussel“)

Ze vraagt me hoe het met u gaat. Dit heeft ze meermaals gevraagd maar dat wist ik zelf niet  tenzij dat u mij schreef, dat u het hoofd hoog dragen mag dat uwe handen zuiver zijn hoelang ook dit ballingschap mochtte duren. Daarvan was ze overtuigd zegde ze, en de dames van boven schreven over dit gezegde Je souhaite qu’il conserve cet esprit qu’elque soit l’avenir; un artiste qui crée, n’est jamais vraiment malheureux.
Mijn Lieve jongen ’t is mij wel een job dit fransch schrijven om geen fouten te maken maar ’t gaat toch. Ik hoop dat u het zeer goed stelt. Niet vergeten dat vader en moeder steeds in den ziele bij u is en dat wij slechts voor u leven. Ik zal wel nog eens schrijven voor ik naar u kom. Ik dacht dat ik u reeds geschreven had dat wij door bemiddeling van Robert Vermote een portretje van Leentje ontvangen hebben. Jammer dat Pa het vergeten had. U zult staan zien welk een fijn blond slank meisje het is. Ik stuur u dit portretje niet op daar ik niet weet of het toegelaten is. Zojuist komt Simonne en Ernatje binnen. Wij gaan een partijtje bakken en ik met de kleine eenige partijtje ganzeblad.
Zoo mij Lieve jongen wees teeder omhelsd van ver van uw liefhebbende Ouders en hartelijk gegroet van Simonne en Erna. XX

  1. Gistel, den 5-3-45

Mijn Zeer Lieve jongen.
Ik kan U met zeer veel genoegen mededeelen dat ik als alles voorts goed gaat ik en Pa woensdag of donderdag u komen bezoeken. Eindelijk ga ik u eens zien, ’t is bijna 6 lange maanden dat U uit ons midden weggerukt zijt. Wij kunnen u nog altijd zeggen dat wij al dien tijd bij u waren met geheel onze ziel ook met ons ouderlijk hart, en in uw zielslijden leefden wij met dezelfde leedgevoelens als gij. Het leven van eenieder mensch gaat nooit voorbij zonder dat Onze Lieve Heer er een kruis zendt. U weet zooals ik dat Hij ons voor de derde maal (*) zwaar heeft beproefd. Dat heb ik naar onze goede vriend de kanuniek geschreven. Hij zal veel voor u bidden en dat doe ik ook steeds ondanks alles.
Mijn Lieve jongen wij hebben van Robert ook niets meer vernomen. Zou dien sukkelaar toch getorpedeerd zijn of zoo iets. Pa heeft ook nog hoop ik durf bijna niet meer. Ieder dag gaat Pa nog altijd zoals ik menigmaal naar de brievenbus of er geen brief is van u of Broer.
Zojuist komt Montje met Erna binnen (zondagnamiddag). Pa zal uw briefje gaan posten en dan speelt hij met de bak en ik met de kleine ’t ganzenblad, en zoo passeert onze tijd.
Zoo Fertje, stelt het voort goed, wij leven op hoop dat u ook eens op ’t onverwacht voor uw vader en moeder zal staan en dat zal een vreugde zijn.
Zoo mijn Lieve jongen tot woensdag of donderdag dan he! Ik denk meest dat het donderdag zal zijn.
De beste groeten van Montje en Ernatje en van ons een hartelijke omhelzing.
Uw liefhebbende Ouders XX

(*) “voor de derde maal”: het overlijden van Marie-Louise en Henriette, de zussen van Nand.

  1. Gistel, den 9-3-45.

Mijn Zeer Lieve jongen.

Gister avond zijn wij goed aangeland te Gistel. Het was een bewogen dag maar ook zeer gelukkig. Zooals u zag was ik zeer aangedaan bij uw verschijning. Ik mag en kan het u wel zeggen er lag iets zo edels op uw gezicht. Mijn Lieve jongen daarom bedank ik God. Hoe kan een moeder toch zijn kind liefhebben! Pa en ik zijn steeds met geheel onze ziel bij u. Na ons bezoek bij u zijn wij dan Mimi gaan zeggen dat Pa op vandaag vrijdag niet ging komen tot bij haar, daar het donderdag was dat wij u mochten een bezoek brengen. Ziet u Fernand voor Pa doet ze dan eten klaar en het zou al te onbeleefd van ons geweest zijn moesten wij haar niet verwittigd hebben. Nu haar man was thuis en wij waren samen beste vrienden gelukkig voor Mimi een man met opvoeding. Wij hebben hen beiden moeten beloven bij ons volgende bezoek bij u er te gaan middagmalen het gene wij dan ook deden. Zij verwacht ook een kindje voor Augustus.
Dan zijn wij naar Oostende afgereisd. Tante Alice en Onkel Emiel waren niet te huis. Verder gingen wij tot bij Josef in de Cristinastraat. Wij hebben veel over u verteld. Binnenkort moet hij in Brugge zijn dan komt hij u eens bezoeken. Het wilde dan wel passen dat wij in de Kapellestraat de vrouw tegenkwamen van dien Heer die goed bevriend was met onze Robert voor den Oorlog, binnenkort komt ze ons een bezoek brengen te Gistel. Dan zijn wij uit Oostende vertrokken met den Heer Olsen die terug Consul is.
Wij hebben veel over u verteld. Hij had veel eerbied voor u en wenscht u een spoedige vrijheid. Pa heeft dan wat over de zee verteld met hem en zoo verging onze reis. Wij hebben in Oostende maar een uur of twee verbleven en hadden beiden het gevoel dat wij er nooit hadden weg geweest. Het gefluit van booten en de zeelucht werkten hevig op ons. Toen wij langs Eugenie de boerin passeerden, ge weet wel die in Isabelle haar huis woont, ewel wij moesten absoluut binnen gaan. Nu er stond op tafel een lekkere kop koffie met versche boterhammen met smout voor ons gereed. Willen of niet wij moesten eten, en of het smaakte, dat noem ik vriendschap.
Zoo mijn Zeer Lieve jongen tot later dan eens en wij leven op hoop u donderdag 8 dagen nog een bezoek te mogen brengen. Intusschen schrijf ik u nog wel. Hartelijk omhelsd van u liefhebbende Ouders. XX.
P.S. Moest het gebeuren dat u ook mocht vrijgelaten worden en het zou avond zijn, bij Mimi kunt u wel de nacht doorbrengen. Ja ’t komt in mijn gedacht er is maar een bed, nu u trekt wel uw plan

  1. Zaterdag – 16-3-45.

Mijn Zeer Lieve Jongen.

Met groote vreugde hebben wij dezen morgen uwen brief ontvangen. U kunt u wel inbeelden hoe het dan gaat. Is ’t geval dat ik hem den eersten haal uit de bus of wel Pa ’t is toch hij die hem dan eerst moet lezen. Maar hij leest hem luid. Neen Fernand ik was niet te vermoeid van die reis. Om u te zien wil ik hem iedere dag doen maar dit is onmogelijk en wij schikken ons in ons lot. Als er niets voorvalt kom ik nog eens met Pa donderdag. Vandaag hebben wij de groote kuisch gedaan in uw slaapkamer en uw bureau. Ik heb een voorgevoel dat u ook wel bij de gelukkige bevrijders kan zijn. Volgens het schijnt komen er zoo veel. Ik zou willen dat alles proper en in orde is als u thuis komt. Vandaag heb ik in uw kas nog een grijze hoed gevonden minder mooie dan dien welke ik reeds heb gekocht. Hij ware soms nog goed genoeg voor daar. Voor scheerzeep zullen wij zorgen. Als er nog tijd voor is Fernand steekt die twee kleine potjes voor jam in uw wit goed die groote potten zijn zoo zwaar en benemen veel plaats. Zoo mijn  lieve jongen niet vergeten dat wij in den ziele bij u zijn, ’t was gister 6 maanden geleden dat men u kwam aanhouden. Ik ga veel ter Kerk en ik heb volle vertrouwen op God,
Wees teeder omhelsd van U liefhebbende Ouders en
tot donderdag XX.

  1. Zaterdag den 24-3-45.

Mijn Zeer Lieve jongen.

Bij ons bezoek bij u donderdag laatst had ik het gevoel dat u wat pessimist was het gene mij in deze stemming bracht. Ik hoop als het zoo was dat het reeds over is. Over onze reis naar huis ging alles goed. Ik ben gister bij Juffrouwe geweest had een zeer goed onthaal ze was uitstekend. Ik denk toekomende week nog eens naar Brugge te komen. Ik heb neiging voor een bedevaart naar het H. Bloed, het is de paaschweek. Jammer dat ik niet nog eens bij u kan komen. Pa zegt dat het niet mag tot in April moet ik nog geduld hebben.
Wij zijn ook benieuwd te weten of uwen Advocaat bij u is geweest. Fernand wij zijn steeds bij u in der ziele vergeet dit niet.
De tijd vervliegt snel, toekomende week worden de patatjes (eerstelingen) ingestoken. Bij Monstrey is er een derde kindje geboren. Het is voor de 3 maal ook een dochtertje. Arlette is haar naam. Irena van Boddez zal trouwen dees zomer. U zult staan zien van de kleinere dochters. Martha wordt een reuzin. Onze hennen beginnen eindelijk regelmatig te leggen. En uwe poes stelt het ook goed.
Zoo Fertje er is anders niets bijzonders en wees teeder omhelsd van uw
Liefhebbende Ouders. XX

  1. Gistel, 29-3-45.

Mijn Zeer Lieve Jongen

Ik schrijf u dit briefje om u eens onze goeden dag toe te sturen. Wij hopen dat u goed gezond zijt gelijk het met ons ook het geval is. Wij zijn overeengekomen met Mme Coppens de Houthulst aangaande het kwartier. De Dames van 3de zullen het in huur nemen van af 1 mei, maar er dien een ferme schoonmaak. Vooreerst heeft de meid veel versluierd wat het onderhoud betreft, maar dat komt niet in aanmerking. Er dient wat herschilderd te worden. Nu Madame laat alles verbeteren en de kosten zullen zijn onder haar en mij. Ik heb geantwoord dat wij ’t akkoord zijn. Wat uwe meubilering betreft mogen wij gerust op zijn, Pa gaat morgen vrijdag naar Brussel achter de rest uwer kleederen, pyjama’s, lepels en vorken en een en ander wat hij kan medebrengen. Madame is ons zeer genegen, U in het bijzonder. Ik heb reeds veel brieven van haar en nooit laat ze op een of ander manier uwe heerlijkheid en hare eerbied voor u aan ons te herhalen. Vandaag heb ik toevallig uw militieboekje in handen gekregen, uwe soldatendienst luidt zeer wel. Ook uwe mobilisatie dienst staat erin. Kunt u dit soms niet noodig hebben tegen dat u voor de rechters moet komen, betekent dit niet een Vaderlandslievende dienst. Uw Colonel van het Hoofdkwartier van ‘t 6de legerkorps zou voor u wel getuigen van uw goed gedrag gedurende de mobilisatietijd. Wat dunkt u ervan als wij het in een linnenpak steken. Zoo mijn zeer Lieve jongen houdt maar moed, uw tijd komt wel. Pa en ik denken steeds aan u dag en nacht. Van onze Robert hebben wij nog nooit geen nieuws. Zou hij waarschijnlijk verongelukt zijn? Schotte is reeds te Oostende uit New York. Uw hospita heeft te Brussel op de bureau van het roode Kruis geweest om inlichtingen over Robert. Het gaat daar niet voor zulke opsporingen.
Zoo Fernand tot donderdag nietwaar als alles goed gaat.
Uw liefhebbende ouders XX
Een gelukkige Hoogdag.

  1. Gistel, den 7-4-45

Mijn Zeer Lieve jongen.

Pa en ik hebben veel genoten van u laatste wederzien. U zag er veel beter en opgewekter uit of de vorige maal hetgene ons zeer gelukkig maakte. Op onze terugweg naar de Bus hebben wij vele tegenvalletjes gehad. Wij moesten redelijk lang wachten achter het trampje, dan was de Brugge gedraaien voor een binnenlander, dan eerst moest er een groote rij autos voorbij, dan nog tegenvallen met de tram en onze bus was intusschen weg voor Oostende. Er viel ons niet anders over dan de trein te nemen tot aan Oudenburg en dan te voet naar Gistel. Dat hebben wij dan ook gedaan en arm aan arm stapten Pa en ik een uur vijf en dertig minuten. Wij gevoelden geen vermoeidheid, U was immers optimist en wij waren het ook. Fernand wij hebben nog geen gedichten geschreven zoals u hebt gevraagd. Dit is voor morgen zondag. Pa en Simonne zullen dit dan doen.
Het is ferm koud hier, men kan maar moeilijk in den hof werken, toch is het land klaar om de patatten in te steken. Er zitten reeds eerstelingen in die waarschijnlijk half juni zullen klaar zijn. De perelaren staan in volle bloei en beloven veel, wel te verstaan als er geen storm komt. De appelboompjes zullen weldra ook bloeien. Het bloemhof is nog heel verwilderd alleen de steenbloemen zijn prachtig en er zijn veel liefhebbers. Dit was immers uw werk om om te spitten. De hennen leggen tamelijk goed en poes is wel mager.
Mijn Lieve jongen vergeet niet dat Pa en ik in der ziele bij u zijn en dag en nacht op u denken.
Wees teer omhelsd van ver van uw Vader en Moeder…
P.S. Simonne is hier u hebt de beste groeten van haar.

  1. Gistel 12 april 45 (brief door Vader)

Fernand

Zo-even ontvangen wij dien ingesloten brief van de Co. waar Robert nog altijd voor vaart, we zenden hem zoo gauw mogelijk naar u daar gij zijn adres gevraagd had en wij u gisteren nog zijn oud adres hadden opgestuurd samen met de gevraagde gedichten.
De andere gedichten zullen volgen beneven dien brief of wel als ’t mogelijk is en gij hem niet meer noodig hebt kunt ge hem terug sturen.
Dus hij is toch nog terecht gekomen zooals hij altijd gezegd heeft.
Zoo de Beste groeten en tot Woensdag of Donderdag.
Vader en Moeder

(in paars potlood: / brieven die op de keerzijde het adres niet volledig vermelden zullen in ‘t vervolg geweigerd worden /)

  1. Gistel den 14-4-45

Mijn zeer Lieve Jongen.

Wij hadden den 11de twee gedichten naar u opgestuurd met een briefje van mij alsmede het oude adres van Robert zijn Cie uit New York en de naam van zijn schip. Nu tot ons spijt is dien brief vandaag terug gekeerd. Pa had vergeten zijn naam bij het keer adres te schrijven. Nu den 12de hebben wij antwoord op een kaart dat wij naar New York hadden gestuurd gekregen. Het was voor ons een groote vreugde te vernemen dat Robert nog in leven is en dat hij nog steeds met dezelfde Cie vaart. Pa heeft dan nog dezelfden dag dien brief naar u opgestuurd. Zoo u zult wel zelf alles vernomen hebben over uw broer. Fertje, in plaats van donderdag zullen Pa en ik woensdag naar u toekomen, en ik zal trachten mijn best te doen om wat anders van eten voor u te bezorgen. Dat kan ik wel geloven dat altijd dit zelfde droog eten niet zoo goed is voor het bloed. Ik zal wat appels er bij doen. Zoo houdt u kloek en tot woensdag dan als alles voorts goed gaat met onze beste groeten.                Uw liefhebbende Ouders. XX

  1. Gistel 18-5-45

Mijn Zeer Lieve jongen.

Ik laat u weten dat Pa goed aangekomen is woensdag namiddag. Ik vernam met groote vreugde dat u veel beter ging. Ja mijn lieve jongen ik heb niet al te goed geweest, ik geloof wel dat het mijn hart was. Ik was zoo ziek dat ik dacht dat ik ging sterven. Ik vroeg aan Onze Lieve Heer dat hij mij nog zou laten leven opdat u en Robert niet voor een levenlooze moeder zou moeten komen te staan. Ik veronderstelde dat dit voor u beiden een zeer groote slag zou geweest zijn die ik u liever zou gespaard hebben. Een  wonder was het toen ik dien brief van die priester kreeg dat hij voor u en mij ging bidden gevoelde ik op twee dagen tijd niets meer. Maintenant je trotte comme un lapin zooals wij gewoon waren te zeggen toen wij nog in Oostende woonden. U moet ook niet inzitten moesten sommigen bij ons komen en kort en klein slaan. Pa en ik zouden wel ons man staan met niets te zeggen en hun laten doen. Moesten die gasten op zulk een oogenblik geen schaamte gevoelen. De wroeging zou vroeg of laat hun hart verscheuren. Maar wij geloven dat ze tot bij ons niet zullen komen. Ik heb te veel goed gedaan met arme menschen, gij natuurlijk ook, ’t volk is ons zeer genegen. Volgende keer komt Pa nog eens alleen op bezoek bij u. Ik zal liever wachten tot het verkeer verbetert, ’t is te lastig alhoewel ik toch zoo gaarn kom. Maar moeders ziel is nog steeds dag en nacht bij haar lieve jongen en in uw ballingsoord. De dag komt wel van uwe onschuld. Nu Fernand moet ik u eens vertellen. Irene trouwt dinsdag, ik geef haar een bloemenvaas als geschenk. Onze konijntjes groeien in zeer schoone beestjes op. Op zekeren morgen waren ze door een gat dat ze geboord hadden uit hun kotje gekropen. Onze poes was er den besten van. Voort was hij met eentje, zijn buik slingerde weg en weer zoo dik was hij; een geluk was het dat ik het niet gezien had en eigenaardig nu slaapt Poes heel de dag rond dit kot en op loer, maar Pa heeft krikken op den grond gelegd, ze kunnen er niet meer door. Nu Montje had een hen die kroeziets was en wij hebben elk 10 kiekjes gekocht en gelijdelijk onder die hen gestoken. Het lukt zeer goed tot nu toe. Zoo zullen wij dan

  1. Gistel, den 13-7-45

Mijn Zeer Lieve jongen,

Gister is Pa zeer goed en vroeg te huis aangekomen met het zoo goede nieuws dat u genezen waart en er zeer goed uitzag. Zoo u had uwen brief reeds van den 5de geschreven. Al dien tijd was ik toch zoo bekoord geweest eens naar u te schrijven, maar door dat u liever had dat ik op een brief van u zou wachten had ik het niet gedaan. Nu gelukkig is hij vandaag aangekomen. Wat jammer dat het niet twee dagen vroeger was daarmede heb ge geen melk. Wij wisten het natuurlijk niet dat uw hoofdgeneesheer het toegelaten had, ’t zal dan voor volgende keer zijn. Fernand uw briefje was ons zeer welkom. Ik vond het zoo aangenaam en het deed mij zulke goed. Zooals u zegt is het toch best dat ik die reis naar Brugge voorloopig niet meer doe, ’t is ook nog de reis niet die mij ziek maakt maar het moraal lijdt zeer. Bref: door al die menschen te zien op trams en treinen met hun pakken en kleine kindjes dat ze medenemen om hun vader eens te zien; dan het afstappen te St Kruis aan het kamp, dan ook nog de naamafroeping en als ik dan uw eerlijke naam hoor afroepen dat het onze toer is om bij u binnen gelaten te worden is de maat zoo vol dat ik mij niet meer kan inhouden van weenen soms bijna luid. Oh! Wat kan Onze Lieve Heer een moederhart beproeven en toch moeten wij hem boven alles beminnen. Hij alleen kent ware eerlijkheid zoals ik uw moeder het kent. Daarom uit liefde tot hem willen wij verduldig zijn, beproeving verdragen. De schoone dag komt wel eens dat wij elkander voorgoed weerzien.
Wij zijn zeer gelukkig met het welslagen van uw nieuwe drama, en hopen dat het volgende zoo wel mag slagen. Dit is het enige die eeuwig zal voortleven. Uw werk.
Alles gaat hier altijd als naar gewoonte. Ik ga bijna nooit naar ’t steedje. Ik heb mijn voldoening thuis in mijn werk en mijn beestjes. U had voor ons dit hoekje wel gekozen. Langs den eenen kant prachtige zonsondergang en langs achter de prachtige landschappen met schoone bewolkte hemelen.
Onze leliën waren dit jaar prachtig en menigvuldiger. De twee hortencias zijn hemelblauw en zeer groot uitgezet. Zekere dag kwam er een dame die ik niet kende vragen waar ik ze had gekocht. Verder heeft ons konijn maandag gejongd. Er waren er tien, er is er eentje dood. Zoo mijn zeer Lieve jongen. Wij leven op hoop en betrouwen op Onze Lieve Heer en alles komt terecht.
Wees teeder omhelsd van uwe liefhebbende Ouders die in der ziele dag en nacht bij u zijn.
Uwe Moeder .XX.

P.S. Dit briefje schrijf ik op onze terras. U hebt de groeten van Simonne, ze zat bij me.

  1. Gistel, den van 7-45.

Mijn zeer Lieve jongen.

Uw briefje van den 20ste heeft mij zulk goed gedaan. Uw lijden is het onze, wij gevoelen het zoo mede met u. Maar Pa en ik wij hebben betrouwen op God, ’t is ook het eenige dat telt. Wij zijn ook zeer gelukkig dat uw drama zoo goed geslaagd is. Het zal zooveel te aandoenlijker zijn daar u het in die droeve dagen hebt geschreven. Pa was vrijdag goed thuis gekomen na zijn bezoek aan u. Het boek Tout-Ank-Amon heeft hij in Brugge gekocht, tezamen met dit briefje sturen wij u het vandaag op en wij hopen dat u het mag ontvangen. Ik vroeg mij af wat u met die benauwenis historie zal doen. Wat staan wij toch naast geleerde menschen. Nu Pa zal voor de twee andere boeken ook zorgen in Brugge. Hij had ze wel gevraagd toen hij Tout-Ank-Amon kocht maar hij had de namen vergeten, het papiertje waar op de namen stonden lag thuis. Fertje ik ben zeer gelukkig dat u genezen zijt. Het is te hopen dat poeder u wat zal verkloeken, en dat u er nog mag ontvangen. ’t Is toch zoo hard te weten dat wij nu in dien tijd wel alles kunnen verkrijgen en dat u daar stil aan ten onder moet gaan bij gebrek aan voldoende voedsel. ’t Is hard voor een moeder. Vind u niet dat het wel lang duurt voor wij van Robert een brief ontvangen. ’t Ware toch wel jammer nu hij reeds heel den oorlog in gevaar is geweest hij nu moest sneuvelen. ’t Is zeer gevaarlijk waar hij vaart zegt Pa. Intusschen leven wij voort op ons eentje. Zooals ik u in mijn vorige brief heb geschreven ga ik bijna nooit uit naar ’t steedje. Ik heb ook veel werk met mijn beesten. Er zijn nu in alles 5 poeljen 3 haantjes en onze drie oude hennen. U zoud moeten groote tutte zien Fernand. Ze is terug aan ’t verpluimen. Ze is komiek en leelijk en ook de droefste naar de kleine kiekens. Haar hals is helemaal ontpluimd en dan die groote kam. ’t Is jammer dat u ze niet ziet. Ook de konijnen gaan goed mee. Die sloore van die moere heeft haar werk met 9 jongjes en zoo passeert onze tijd. Aan u en Robert te denken en ons dagelijks werk.
Zoo mijn Lieve jongen wees teder omhelsd van Uw
Liefhebbende Ouders. XX.

(Handschrift Vader: Fernand de volgende datum voor uw pak te brengen is den 12de maar die datum valt juist op zondag, laat eens weten als op zondag ook pakjes aanvaard worden. Pa.)

  1. Gistel, den 9-8-45.

Mijn Zeer Lieve Jongen.

Met veel vreugde hebben wij dezen morgen uwen brief ontvangen. Het doet ons zulke goed eens van u te hooren. Dat uwe gezondheid ook veel verbeterd is, is uitstekend. Uw pak voor zondag zal melkpoeder en appels bevatten ook een haantje zullen wij laten dood doen. Het zal niet te groot zijn maar toch een smaakje. Bij onze naaste boeregebuur heb ik gevraagd om wat van die goeie zoete appelen voor u te bezorgen. Allen houden zeer veel van u. Als u thuis mocht komen zal je Martha en Simonne niet meer erkennen. Martha is een reuzin en Simontje volgt haar op, ’t is maar Michel die duimpje blijft. Fernand het verheugt ons ten zeerste dat uw drama (Ouders van Rubens) zoo goed geslaagd is. Ik verlang reeds om het te kunnen lezen. Ik veronderstel dat het volgende ook iets eenigs en iets nieuws zal zijn.
Zooals u zegt, en ik beeld het mij zeer goed in, zijt u gelukkig weer iets nieuws te scheppen voor het volk. Simonne was verleden zaterdag in Brugge. Ze is bij 2 groote boekewinkels geweest om die twee boeken te kunnen bestellen dat u aan Pa hebt gevraagd en geen een had ze. Wat de prijs aangaat jongen daar moet u niet mede inzitten. Wij zijn gelukkig iets voor u te kunnen doen. Dat je reeds aan de gedachte gewend bent daar nog een winter te zitten is niet slecht maar Pa en ik zouden het anders willen. Waarom zou het niet juist het tegenovergestelde kunnen zijn. Dit martelaarschap voor u zal toch wel eens een einde nemen, telkenmale dat wij aan tafel zitten zeggen wij: Wat mist onze jongen toch al van dit goede dat wij hier eten en als het niet uitgesproken wordt denken wij het niettemin. Pa had eens 2 maal meer dan een kilo aarbezien mede voor u en hij bracht ze telkenmale terug. ’t Is lastig.
Mijn Lieve jongen ik kan u het blijde nieuws aankondigen dat wij van Robert een brief ontvangen hebben, ’t was de eerste brief. Mijne brieven had hij nog niet ontvangen zoo hij wist nog niet hoe wij het stelden en dat u geïnterneerd zijt. Hij vraagt naar u. Hij is veranderd van schip en hij stelt het uitstekend. Bij de eerste gelegenheid zal hij trachten een schip te bekomen bestemd voor Antwerpen. Hij zal ons dan kunnen komen bezoeken. Maar hij moet dan terug naar de Vereenigde Staten en is verplicht in dienst te blijven tot de oorlog helemaal gedaan is. Zijn adres is: Robert M.H. Vercnocke, Chief Operator S/S “Musa” c/o Fleet Port Office – c/o United Fruit Co. San Francisco, Cal. U.S.A.
Zoo Fertje houd u voort maar kloek wij doen het dan ook. Simonne is bezig met nieuwe bleindjes te breien voor uw blauwe pullover, ik weet niet of ik hem reeds moet mede geven. Ik zou nog vergeten te zeggen dat Robert iets voor u zal opsturen, een geschenkje in geld, als het maar niet zal verloren gaan, ’t is gevaarlijk de dag van heden.
Niet vergeten dat Pa en ik dag en nacht op u denken en met u mede leven in zielsverdriet.
Wees teeder omhelsd van uw liefhebbende Ouders en als u iets nodig hebt u moet maar spreken. XX.
P.S. Onze oude deken is weg van Gistel en er komt een nieuwe. Ik ben curieus of wij hem niet kennen. Ik heb van Mr Judd een schoone brief ontvangen. U herinnert u misschien nog wel, dien Engelsman uit Leicester. Hij vroeg of ik en Pa gespaard gebleven zijn van de bommen en hoe u en Henriette het stelden. Ik heb nog niet geantwoord ik heb er als den moed niet toe. Van Mrs Gee uit Liverpool kwam er ook een brief zij vroeg naar Mietje – Henriette en hoe gij het stelde. Ik heb ook niet geantwoord. ’t Is al te triestig.

(/handschrift vader: / Hierbij ingesloten het gedicht (De Jutter) /

(nvdr: dochter Henriette stierf in 1939 in het kraambed, zie de pagina “Familie Nand“)

  1. Gistel, den 7 september 1945.

    Mijn Zeer Lieve jongen,

Met veel vreugde hebben wij gisteren uw schoon briefje ontvangen. Tot ons groot spijt was mijn vorigen brief teruggekeerd. Ik had er te veel lijnen op geschreven maar had er in het geheel niet aan gedacht mis te doen. Gister heb ik geantwoord op een derde brief van Robert en heb hem een stuk uit uwen brief geschreven: over zijn dochtertjes en uwen toestand. Hij stelt het tot nu toe zeer goed, en denkt in de eerste twee maanden eens thuis te zijn. Op het oogenblik is hij nog altijd in volle zee. Hij sprak over een broedertje (*) of zoo meer en een klein pakje. Hij had inlichtingen genomen en de kosten voor dit pakje zouden voor ons zeer groot zijn. Ik heb hem geschreven dat hij het dan medebrengt ook dat het geld wel verloren zou kunnen gaan. Tegen dan kan u wel thuis zijn want Pa en ik hebben veel hoop. Volgens het schijnt worden er veel menschen vrij gelaten. Mijn zeer lieve jongen het pakt mij zoo aan het hart dat gij uwe tanden verliest. Natuurlijk is dit te wenschen aan ondervoeding. Maar intusschen hebt u het vast. Fertje ik kan het niet meer uithouden ik moet u eens zien. Zoo ik kom met Pa mede met de trein langs Torhout. U moet van mij ook niet verschieten, ik ben tot mijn spijt ook een tand kwijt, maar wij steken er maar nieuwe in. Wij zullen trachten ons geld terug te krijgen en gaat het niet wij verkopen dan maar ons huis. Pa heeft ook doodnodig een nieuwe mond tanden. Zoolang gij uw vader en moeder hebt moet u met geen toekomst inzitten. Bij ons kunt u ook schoon werk schrijven dat eens de tijd komt dat men erom zal smeeken. Dat zeg ik uwe moeder. Fertje er was hier een raar geval. Zoals u weet zijn de menschen, zelfs vrienden, soms terughoudend tegenover de zogezegde zwarten, alhoewel ze zelf in echtheid de grootsten zijn. Wel onze vriend J Debaets kwam hier een voordracht houden voor getrouwde vrouwen. Nu ik ging daar natuurlijk naartoe. Neven mij zat de moeder van Magrietje. Het kwam zoo te spreken over de kwestie jamaar zegde ik haar ga maar liever wat verder van mij zitten al was het alleen maar voor de kwestie van uw zoon daar maak ik niets van. Ha! Neen zegde ze alhoewel er menschen zijn die tegen ons zegden: hoe wil je daar vrienden mede zijn, Madame gaat nooit naar de mis. Ik antwoordde jamaar ik ga veel naar de mis als ik gezond ben. Intusschen kwam de Pater binnen. Hij zag mij van achter af in, kwam voor mij staan en buigde voor uwe moeder en reikte mij de hand. Ik stond recht. Hij vroeg mij als alles goed was met een veelbetekenende blik, ik begreep hem, hij bedoelde u. Ik kom morgen zegde hij tot 2 maal toe. Zoo stond al dit volk te zien naar ons. Fernand nu weet ik wat dorpsmentaliteit is. De twee volgende avonden was ik een avond tusschen de boerinnen. ’t Was madame allier en madame aldaar. Ik moest inwendig lachen. Zoo uw vriend is dan werkelijk gekomen en het bezoek was heel hartelijk. Hij zal de eerste willen zijn om uw hand te drukken als u thuis zijt . Zoo Fertje ik moet uitschiën, de rest moet ik dan vertellen. Intusschen nieuws gehad van Broer. Vader en moeder zijn bij u tot in der ziele. XX.

(*) “een broedertje”: een bankbiljet, vanwege de afbeelding erop)

  1. Gistel den 17 September 1945

Mijn Zeer Lieve jongen. Ik heb het gevoel dat ik u vandaag eens moet schrijven daarom doe ik het. Het heeft mij zeer gelukkig gemaakt dat ik u woensdag gezien heb. Ik hoop als alles goed gaat nog eens met Pa mede te komen. Mijn Zeer Lieve jongen Zaterdag 15 was het een jaar geleden dat u aan de koffietafel mij attent maakte dat het de verjaardag was van Onze Lieve Vrouw der zeven weeën (u bedoelde immers mij) en binnen 2 dagen zoo zegde gij mij, is het de verjaardag van de 5 gestigmatiseerde wonden van den Heiligen Franciscus, u weet wel moeder dien Heilige waar voor u altijd een bijzondere vereering had. Wel mijn liefste kind die laatste woorden welke u tot Pa en mij sprak zijn ons toch zoo bijgebleven. Was het op dien stond Onze Lieve Heer niet die u die woorden ingaf. (/zin geschrapt door censuur/) Had u niet dezelfde houding (/gedeelte zin geschrapt door censuur/)knieën in ’t stof, de armen ten hemel gericht: zooals den Heiligen Franciscus zelf. Daarom is het dat ik die dagen in ’t gebed herdacht voor u en al mijn vertrouwen op God te stellen, en voor u in vereering te staan, zoals ik het voor den Heiligen Franciscus deed. Pa en ik ook uw Broer leven met u en deelen in uw leed. Fernand dit boek hebben wij nog niet ontvangen. Moeten wij nog eens schrijven? Mijn vriendin, juffrouw (geschrapt door censuur) is vandaag naar Brugge naar haar familie. Ze zou dien brief toonen van Keltje waarin ze over u bekommerd was. Wij brachten ook een paar oude bruine schoen te vermaken, ’t ware jammer om die schoone schoen daar te verslijten. Uwe blauwe vest is klaar wij zullen hem mede brengen. Wij verwachten uw tweede briefje, u kunt misschien wel een copie er op schrijven om als u het goed vindt, wij nog eens naar dien boekhandel kunnen schrijven om dien boek. Intusschen stellen het Pa en ik goed met onze konijnen en onze hennen. Dit haantje dat u niet mocht hebben smaakte ons maar deerlijk., ’t werd met hartpijn en lange tanden door ons opgegeten. Maar wij hopen u binnenkort thuis te hebben. Uw liefhebbende Ouders. XX.

De gecensureerde brief:

detail gecensureerd fragment:

Een poging het doorstreepte (mijn gokje in cursief, “/” = einde regel) te ontcijferen:

“Was het op dien / stond Onze Lieve Heer niet die u die woorden ingaf? (eerste doorstreping)  Handen?…… laten kennen? (kreunen?) / m (tweede doorstreping) ….. Had u niet dezelfde houding / (derde doorstreping) aangenomen? als? ……….. knieën in ‘t stof, de armen ten hemel gericht zooals den / Heiligen Franciscus zelf. Daarom is het dat ik die dagen in ’t gebed herdacht / voor u en al mijn vertrouwen op God te stellen, en voor u in vereering te staan, / zoals ik het voor den Heiligen Franciscus deed.”

Misschien verwees Nands moeder naar Franciscus die “knielend in het stof en met de armen ten hemel” de stigmata ontvangt, en vond de censuur dat een brug te ver? Want, zoals moeder in de brief vermeld: “en binnen 2 dagen zo zegde gij mij van den Heiligen Franciscus, u weet wel moeder dien Heilige waar voor u altijd een bijzondere vereering had“.
“Binnen twee dagen” is 17 september, en dat is de feestdag waarop gevierd wordt dat Sint-Franciscus de stigmata ontvangt (hij wordt ook algemeen gevierd op 4 oktober, Werelddierendag).

Voorbeeld (1420, Lorenzo Monaco):

Opmerking: Door deze brief kennen we de exacte dag waarop Nand van huis werd weggevoerd door de precieze details: 15 september is op de heiligenkalender inderdaad de feestdag van Onze-Lieve-Vrouw der 7 Weeën (ook 7 Smarten genoemd), en, zoals vermeld (“over twee dagen”), 17 september die van Franciscus.
Het vonnis vermeld echter als begin van Nands gevangenschap “14 september”. Waarschijnlijk wordt hier verwezen naar de datum waarop het arrestatiebevel werd uitgevaardigd.

Update 28/06/2021 Dankzij de hulp van Hendrik Hameeuw, onderzoeker KUL, departement “Digitisation” kon de gecensureerde tekst alsnog ontcijferd worden, zie de pagina “Gecensureerde brief“.

  1. Gistel 30-8-45) (/Brief door Vader/)

Fernand.
Vandaag ben ik op ’t stadhuis geweest voor die Eenzelvigheidskaart. De Burgemeester was seffens ’t akkoord een nieuw te bezorgen in overeenstemming met uwe tegenwoordige woonplaats, maar vroeg mij dat ge zoo haast mogelijk den ouden van uw vorig verblijfplaats zou terug naar ons huis sturen, en niet te vergeten de nieuwe te onderteekenen. Hierin gesloten haast ik mij den nieuwe te bezorgen, wij hebben ook een kaart ontvangen van de uitgeverij over dit boek welk gij gevraagd hebt  (l’Egypte – Paharonique). Hij zal het ons laten geworden binnen de veertien dagen, zoo van zoo haast wij het ontvangen sturen wij het u op.
Met ons is alles goed en verwachten dat er gauw verandering in uw toestand mag komen, de debatten in Kamer en Senaat laat ons toe meer optimist te zijn.
Veel komplimenten en beste groeten van
Uw Ouders.

  1. Gistel, den 20 October 1945

Mijn Zeer Lieve jongen.

Wij hebben uw kaartje wel ontvangen. Tegelijkertijd was er een briefje van Oswald die op uw gevraagde ons kennis gaf van uw verplaatsing naar Antwerpen. Hij kon u niet schrijven, hij had geen juist adres en verwachtte verder nieuws van u. Pa en ik dachten wel te doen aan hem niet te antwoorden daar gij beiden wel verder zelf zal onderhandelen. Pa heeft gister seffens na de ontvangst van uw kaartje 100 franken opgestuurd. Als u in de gelegenheid komt laat eens weten of u het ontvangen hebt. Mijn Zeer Lieve jongen wij zijn volledig ’t accoord met het eereloon van den Advocaat. Slaap maar op uwe twee ooren gerust. Uw Vader en Moeder blijven tot in der ziele bij hun jongen tot onze laatste ademtocht. Pa zal de reis naar Hemiksem ondernemen zooals hij gewoon was te doen naar Brugge. Het proper linnen brengen en het vuile medenemen naar huis, dus den 3de november. Wij zijn benieuwd te weten of er voeding toegelaten is. Intusschen ontvangen wij nog wel een briefje van u. Mijn laatste briefje dat ik u geschreven had naar u is vandaag teruggekeerd alsook de 4 broodzegeltjes hebben wij ontvangen. Hieringesloten vind u ze terug. Moest er soms nog iets van uw goed of iets anders dat u aanhoudt in de onmogelijkheid was naar Hemiksem mede te nemen in Brugge zijn laat het dan in uw briefje weten. Pa kan er achter gaan. Zoo Fertje wij hopen dat u het voorts zeer goed stelt. Als u gezond mag zijn is het voornaamste. ’t Zal wel de laatste phase zijn. Wij omhelzen u teeder van ver.
Uw liefhebbende Ouders XX

  1. Gistel, den 30 Oct. 1945.

Mijn Zeer Lieve jongen.

Door den Heer Advocaat van hier hadden wij het nieuws vernomen. Pa is dan ’s anderdaags gister dus direct naar Antwerpen afgereisd tot bij Advocaat Erkens die zegde tegen Pa dat hij tot bij u reeds geweest was en dat alles in orde was. Wij zijn op dit punt zeer gelukkig. ’t Zal voor u ook veel gemakkelijker zijn. Over het eereloon moet u ook niet verder denken, alles is op zijn best dus wees maar gerust. Mijn Lieve jongen u moet soms niet denken dat gij het is die uw ouders leed berokkent, God spare ons daarvan. Knielen doen wij voor onze Lieve zoon uit eerbied voor zijn lijden, medelijden met u dat is het dat wij hebben. Ja de mensch is de medemens een wolf. Ik lees het boek van Aug. Vermeylen (de wandelende jood). Wel de tijd van toen heeft veel vergelijking met het tegenwoordige. Vermeylen zaliger heeft het goed geschreven. Het lijden van Onze Lieve Heer. Ik verbeeld Hem in mijn visioen onder het Kruis. De lijdende blik die uit zijn oogen straalde op dien armen schoenmaker en toch hielp hij Jesus niet. Maria Jesus moeder viel in bezwijming onder het kruis toen Jesus stierf. Ja jongen en toch zijn wij nog gelukkig in onze oude schoenen dan vele in hun beste. Nu wij hopen dat u in goede gezondheid zijt met ons is het ook het geval. Toekomende zaterdag 3 Nov. Zal Pa alleen het bezoek komen brengen tot bij u. Hij is goddank nog altijd de sterke zeeman. Ik blijf maar liefst thuis alhoewel ik zeer gaarn zou komen, maar ’t zou voor mij te lastig zijn zegt Pa.  (/Vader: het bezoek zal in den namiddag zijn/) Nu is hij naar Oostende bloemen gaan leggen op het graf van onze Marie Louise en donderdag Heilige dag der dooden gaat hij hetzelfde doen op het graf van ons Henriette. Ons Heere beproeft maar diegene die hij liefheeft. Fertje wij zullen schrijven naar Antwerpen naar nonkeltje, doch, moest het gebeuren dat hij uw broer met zijn schip in Antwerpen zie binnenvaren, hij hem op de hoogte zou stellen van uwe verblijfplaats te Hemiksem, anders ware het voor Robert een verloren reis, dan kan hij nog een dag congé winnen. Uwe Peter heeft uwe bruine schoenen prachtig vermaakt, Pa brengt ze mede. In afwachting op goede nieuws omhelzen wij u van ver, Uw liefhebbende Ouders XX.
Hiermede uwe 4 broodtembers.

  1. Gistel, den 6 November 1945
    Mijn Zeer Lieve jongen.Pa is zeer goed thuisgekomen van zijn bezoek bij u. Hij kan de reis juist op een dag afleggen. Zoo u zijt het daar reeds een beetje gewoon. Het doet ons goed dit te horen. Vandaag was het een gelukkige dag voor ons. Wij hebben uw briefje ontvangen dat u den 3de naar ons geschreven had, dat u mag een beetje eten ontvangen. Dadelijk hebben wij een pakje klaargemaakt, U hebt het zeker reeds ontvangen. ’t Is jammer dat het vleesch niet alles hesp was. ’t Kwam van Eugenie een geschenk voor u. Dit stukje spek is van de hoeve bij onze deur. De boerin had een beetje laten koken in de sap, het zou ook zeer goed zijn om dan in schelletjes tusschen uw brood te doen. Wij bedanken God dat u eindelijk een beetje meer zal hebben om te eten, ’t was zeker tijd. Mijn Lieve jongen Pa en ik leven op hoop dat u weldra vrij zal zijn. Ik bid voor u en heb een zeer goed betrouwen op Onze Lieve Heer. Met Pa en mij gaat het anders goed als wij maar gezond blijven dit is ’t voornaamste. De dag door doen wij niets anders dan aan u denken en over u spreken. Over Robert beginnen wij ons allengs ook te bekommeren. Laat ons hopen dat hij van geen ongeluk gekomen is. Voor mijn part denk ik dat hij eensdaags thuis komt en roept Hello Mammy!!! Fernand ik heb nog twee konijnen en 5 poeljen, ook de oude boudain is nog in leven. De rest is opgegeten. Er zijn reeds 2 poeljen die leggen. Onze poes stelt het ook goed. Margriet van de hoeve trouwt toekomende dinsdag. Ik heb haar een bloemenvaas ten geschenke gegeven. Irène had er ook een gekregen. Binnenkort sturen wij uwe 8 broodzegeltjes op naar het adres van de rekenplichtige der waren. Zoo Fertje houdt u kloek wij doen het ook en wij hopen dat u het pakje goed mag ontvangen hebben zooals u gevraagd had waren er een kilo appels, 250 gr margarine, 2 potten gesuikerde melk, een beetje hesp en een beetje spek. Wees intusschen teeder omhelsd van uw liefhebbende Ouders XX. Uw moeder.
  1. Gistel den 2 December 1945

Mijn Zeer Lieve jongen.

Ik laat u weten dat Pa goed thuis gekomen is na zijn bezoek bij U. Uwen laatsten brief van 23 nov. Hebben wij met veel vreugde ontvangen. Zooals u schrijft hebt u kennis gemaakt met het cel regiem!! U had het u pijnlijker voorgesteld!! Mijn Edele jongen, ik heb het gevoel dat God met u is. Ik bedank Hem dat gij dien kruisweg moedig doormaakt. De weg die u sedert 14 maanden medemaakt heeft veel weg van Cayphas naar Pilatus en naar Calvarie. Pa en ik ook uw broeder lijden met u mede, u zijt niet alleen. In der ziele zijn wij dag en nacht bij u. Wij zijn zeker dat u onschuldig zijt en verhopen dat uwe onschuld weldra aan het licht moge komen. Pa was optimistisch thuis gekomen. Uw eerlijk gezicht straalde zegde hij toen gij hem zag. Voor hem zag u er goed uit. Zoo wij waren beiden gelukkig en hebben goed geslapen. Fernand ik heb hier nog een dekentje die voor u goed te pas kan komen. Als alles goed gaat kan Pa het medebrengen bij het volgende bezoek. Jammer dat ik niet kan medekomen. ’t Is zoo ver voor mij zegt Pa. Ik ben curieus of uwe pantoffels niet te klein zullen zijn u kunt er in dit geval dit korken binnenzooltje uithalen die andere binnenzooltjes heb ik zelf gemaakt voor de warmte aan uwe voeten. Van Robert hebben wij een brief ontvangen uit Saipan, Marianas eilanden. Dit was zijn laatste reis; zoo is hij nu op de terugreis naar San Francisco. Hij schrijft dat Henry 2 duim grooter is dan hij zelf, dat Ellen ons Wiesje haar oogen en karakter heeft en Frances gelijkt helemaal op Henriette en hetzelfde karakter take it or leave it. Henry wordt een reus zegt hij. Het leven bij ons hier is altijd hetzelfde. Pa en ik op ons eentje soms hebben wij ’t bezoek van Montje met de kleine. Ik ga bijna nooit uit. Wij leven in de hoop dat u welhaast thuis zal zijn. Gelukkig is er nu geen gebrek aan branding. U mocht nog over poes zeggen ’t is een gezelligheid in de huiskring, ’s anderendaags was hij weg met een whiting van 8 franken ’t gene hij opat met huid en haar. Nu hij had er deugd van gehad. Zoo Fertje, goede moed en wees teeder omhelsd van
Uw liefhebbende Ouders. XX.

  1. Gistel den 20 november 1945

Mijn Zeer Lieve jongen. Ik laat u weten dat Pa zeer goed is thuis gekomen na zijn bezoek bij u. Hij was wat optimistischer gesteld dan de voorgaande keer. U zag er ook beter uit zegde hij mij. Ik veronderstel dat u op ’t oogenblik geen 106 kilos meer weegt. Ja ik had natuurlijk bemerkt dat u een zeer groote verkoudheid hebt gehad. Mijn goeie jongen wat moet u toch lichamelijk en zedelijk lijden. Wat hebben Pa en ik toch medelijden met u. Ook schreef uw broeder ons dat telkens hij mijn brief overleest en het lijden en de vernederingen ziet welke u hebt ondergaan, zijne zenuwen telkenmale aan het rillen gaan. Hij ook lijdt met ons en is in der ziele bij u. Mochte het Onze Lieve Heer behagen u de genade te verlenen welke Hij u altijd gaf bij uw werk en u de vrijheid schenkt. Er wordt veel door onze vrienden voor u gebeden. Vraag ook aan God en zijne Heilige moeder dat zij u mochten bijstaan bij het verhoor. Eigenaardig is het Fernand, dit proces begint ook op de feestdag van Onze Lieve Vrouw opdracht. De reis naar Hemiksem zou voor mij te lastig zijn zegt Pa. Ik moet mij schikken in mijn lot. Ik wil mijn krachten behouden voor u. Intusschen zijn wij in onze eetplaats gevestigd. Daar wij nu over kolen beschikken is het er lekker warm. Onze poes geniet er veel van onder de stoof. De poeljen beginnen goed te leggen. De oude hen Boudain heeft over een tijd haar poot verstuikt, dus zij mankt en is in ’t verpluimen geweest, u had haar moeten zien Fernand ’t was geld waard. Ik heb nog twee konijntjes . Het hoekje waar onze woonst staat is in de winter ook prachtig gelegen. Ver van de menschen en rondom ons de schoonheid der natuur met het verschil der 4 jaargetijden. Wij zien dat er ook  verwarming in het kamp is aangebracht, ’t gene ons ten zeerste verheugt. Zoo Fertje houdt er de moed in. De Goeie Zoon van den Timmerman zende u zijn genade. Uw liefhebbende Vader en Moeder XX

  1. Gistel, den 11 December 1945.Vandaag is het de dag dat wij om onze zegels mogen gaan halen. Ik haast mij u hier ingesloten er de 8 broodzegeltjes op te sturen. Pa en ik zijn goed gezond. Wij verhopen dat het met u het geval is. Wij hebben veel hoop en leven in afwachting op een gelukkig wederzien. Tot ons spijt hebben wij tot nu toe uw gevraagde boeken niet ontvangen maar dat gaat immers niet zo rap. Zaterdag komt Pa op bezoek naar u. Bij ons gaat de tijd toch zoo rap voorbij. ’s Avonds hier gebeurt het wel eens dat ik in uwe gedichten lees. Wat zijn ze mooi! Bv. Het dorpskerkhof, – volksgebed, en anderen. Ik veronderstel dat ze wel van uw laatste zijn. Dit versje vind ik buitengewoon, het laatste van dorpskerkhof.
    Wij hebben wel uwe kaart van niet produkten ontvangen hij kwam juist in tijd om uw zeepzegels en kleederkaart te kunnen ontvangen. Fernand moest u het nummer van uwe identiteitskaart weten tegen dat Pa komt dit ware zeer goed daar Pa het nummer kan noodig hebben voor die kaarten. Intusschen leven Pa en ik met u mede en deelen in uw lijden. Van Broer is er geen verder nieuws. Hij moet nu volgens zijn schrijven reeds bij zijn familie zijn. Zoo Fertje houdt maar goede moed dat hebben wij ook en wees teeder omhelsd van uwe liefhebbende Ouders XX moeder.
  1. Gistel, den 20-12-45.

Mijn Zeer Lieve jongen.

Ik laat u weten dat Pa zeer goed aangekomen is na zijn bezoek aan u. Ik zou u toch zooveel moeten zeggen over het gevoel onzer zielen. Maar best dat ik het niet doe. Het zou ons beiden geen goed doen. Onuitsprekelijk hebben wij gebeden en doen het nog. Laat ons liever optimist zijn mijn jongen. God alleen weet onze gevoelens tegenover elkander. Ons lijden heeft ons nog dichter bij Hem gebracht. Ik ben immers de moeder van een Martelaar!! Pa en ik verhopen dat uwe lijden weldra een einde mag nemen en dat u welhaast met ons mag vereenigd  zijn. Er worden zeer veel menschen vrij gelaten, waarom u niet? Vandaag heb ik wat schoonmaak gedaan tegen dat u ’t geluk hebt naar huis te komen. Intusschen was onze poes met een drogen haring weg. Onze oude en kromme hen Boodez speelt de moeder van onzen 5 poeljen, wij hebben veel eieren van hen. Ik ga bijna nooit uit en heb veel plezier met die beestjes. Op zekeren dag hadden wij het bezoek van Billietje, al de hennen kwamen juist binnen in de eetplaats. U kunt denken dat hij moest lachen. Over een tijd hadden wij het bezoek van onze nieuwe Deken Brijs. Hij vroeg mij bij wie hij thuis landde. Ik antwoordde bij de ouders van Ferdinand Vercnocke, wat, zegde hij van Nanten, wat, zegde hij, zijt u zijne ouders, wel wel ik heb hem in Leuven zeer goed gekend, dan verder hebben wij nog wat verteld. Die mens bezoekt ieder parochiaan, hij wordt zeer bemind. Wij hebben zoo juist Mercator ontvangen en Carolus zal volgen. Zoudt u intusschen niet eens proberen “De Ouders van Rubens” in het Engelsch te vertalen. Ik wou dat ik in ’t bezit was van eenige gedichten dat u zeker wel reeds hebt geschreven. Maar nooit meer dan  nu in dezen tijd hebben wij leeren geduld hebben. Naar Broer heb ik geschreven dat hij een baai voor u zou mede brengen Fernand in ieder brief spreekt hij van een Broedertje op te sturen  en nog is er geen, maar ziet u wij verwachten het ieder dag, dat is Robert. Met ons moet u niet inzitten. God zij dank, wij zijn oud maar gezond en hebben niets te kort.  Wij leven met u en voor u. In uwe cel en overal vindt u de liefde van uwe ouders voor hun Dankbare en Eerlijke jongen. Wij omhelzen u teeder van ver, uw liefhebbende Ouders XX.

  1. Gistel, den 31-12-45

Mijn Zeer Lieve jongen.

Met veel genoegen laat ik u weten dat Pa goed thuis gekomen is na zijn bezoek bij u. Als hij thuis komt overstelp ik hem dan letterlijk met vragen. U ziet er goed uit zegt hij en u hebt een goed moraal. Dit maakt mij zeer gelukkig. Natuurlijk mijn medelijden met u is onbeschrijflijk, maar als ik weet dat u gezond zijt geeft dit mij veel verlichting. Met dit briefje wenschen Pa en ik u een zalig en gelukkig nieuwjaar opdat u maar gezond blijven en nog veel schoon werk mag schrijven, dit blijft eeuwig voortleven. Wij leven in de hoop dat u weldra vrij mag zijn. Uw laatste briefje vond ik toch zoo wel. Het geeft ons telkens zoo veel voldoening. Ik lees het twee of drie maal op een dag. Wij wonen nog steeds in de eetplaats, het is er gezellig warm. Er ontbreekt echter het beste, dit is uw tegenwoordigheid, maar met Gods Gratie  komt dat wel.  Het deed ons veel genoegen dat u in uwe cel een aangenaam gezelschap hebt. Ik zou u wel willen zien uw spel kaarten in uw groote handen houden. Wat wordt er gespeeld? Smouzen of hertejagen? Van die Dames over wie u eens een gedicht schreef (een stap op de trap) heb ik een zeer schoone nieuwjaarsbrief ontvangen. Ook u wenschen zij een gelukkig nieuwjaar, ze nemen ook deel in uw en ons lijden enz. Tot nu toe hebben wij nog geen verder nieuws van Robert. Ik verwacht toch een heele boel photos van de familie. Van onze oude gebuur de kanuniek heb ik ook een mooi briefje ontvangen. Waar is de gelukkige tijd zoo schrijft hij toen de kinderen nog klein waren. Hij bidt veel voor u ook dien Heer uit de Kristinastraat doet hetzelfde. Fernand moest u soms ’t een of ’t ander noodig hebben en het is toegelaten het te ontvangen laat het maar weten. Ik ben gelukkig dat die pull-over van nut is, ik dacht dat hij wel te klein zou zijn. Jammer dat het geen blauwen is, nu liggen er zulke schoone blauwe  voor Cyffers. Mijn Lieve jongen ik hoop dat u steeds goede moed houdt. Vergeet niet dat Pa en ik dag en nacht in der ziele bij u zijn en aan u denken. Mochtte het Onze Lieve Heer welgevallen dat hij u de vrijheid terug schenkt en uwe onschuld in het licht mag komen. Beste nieuwjaarsw. van Simonne en Ernatje. En wees teeder omhelsd van Uw liefhebbende ouders. XX

P.S. Hier ingesloten eenige tembers.

(nog over te tikken: 1946/1947/1948/1949)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *