Vonnis in beroep

Het proces in beroep volgde dag op dag bijna twee jaar na het proces in eerste aanleg, eveneens voor de Krijgsraad te Antwerpen. De zaak van Nand was nu losgekoppeld van het proces “Volk en Staat”.
Enkele dagen na de uitspraak  werd Nand overgebracht naar de gevangenis te Merksplas.

Aanklacht woensdag 28 januari 1948

Over de grond der zaak:

Overwegende dat het onderzoek der zaak voor het Hof, en de gegevens verstrekt door de bundel op een onbetwistbare wijze de schuldige bedrijvigheid van beklaagde tijdens de duitse bezetting bewezen hebben;

Overwegende inderdaad dat het vaststaat dat beklaagde medewerker is geweest van “Volk en Staat” tijdens heel de oorlog met een onderbreking slechts van een aar, hetzij vanal de lente van het jaar 1943 tot de lente van het jaar 1944;

Overwegende dat beklaagde voor het dagblad “Volk en Staat” een groot aantal bijdragen heeft geleverd, waarvan de inhoud ongetwijfeld de propaganda van de vijand gediend heeft, zoals dit ondermeer blijkt uit het artikel van 8 Januari 1942 getiteld “Letterkunde en Nationaal-socialisme”, uit de bijdrages van 1-2 Februari 1942 getiteld “Doodenklank” (gedicht voor de gesneuvelden in het Oosten) en uit de bijdrage van 26 November 1942 getiteld “Onze Volksche Oorspronkelijkheid” waarin de gekende slagwoorden voorkomen hansegedachte, duitsche oorsprong, germaansche aanleg en afstamming;

Overwegende trouwens dat het niet kan betwist worden dat “Volk en Staat” het blad was van het VNV., beweging die officieel door de vijand toegelaten werd en waarvan de politiek, die tot de vernietiging van eenheid van de Belgische Staat streefde ook plannen en de politiek van de duitsers in de handen heeft gewerkt;

Overwegende dat beklaagde, die een dokter in de rechten is en een lid van het VNV. was, moeilijk zou kunnen aanvoeren dat hij hiervan onwetens is geweest, vermits het programma van het VV., door de Leider dezer beweging sedert November 1940 door de dagbladen aangekondigd werd,

Overwegende bovendien dat beklaagde nog medegewerkt heeft aan de bladen “DeVlag”, “Kultuurdienst”, “Wille en Macht” en aan “Volkskamp”;

Dat hij ook lid is geweest van de De Vlag & het N.I.R. Waar hij zich bezighield met de rubriek Politiek en Gemeenschchap en voor deze rubriek  regelmatig bevelen kreeg vanwege de Duitsers;

Dat beklaagde insgelijks toegeeft zijn gedicht “Adolf Hitler’ voor de micro voorgedragen te hebben;

Overwegende dat zelfs indien het waar was dat de brochure “Ik was in Katyn” buiten de wil van beklaagde door de Duitsers uitgegeven werd, beklaagde toch moest weten dat het niet uit loutere genegenheid was dat hij toegelaten werd als ooggetuige te Katyn op te treden en dat de Duitsers niet zouden aarzelen om desgevallend gebruik te maken van zijne getuigenis;

Overwegende dat bijgevolg de betichtingen A) I en II, B) en C bewezen zijn doch zonder de verzwarende omstandigheid van winst

Overwegende dat de verzwarende omstandigheid van verraad voorzien door de betichting I bewezen is, doch dat de betichting H (115 van het Strafwetboek) niet voldoende bewezen werd,

Overwegende dat het echter gebleken is dat beklaagde ontslag heeft gegeven van zijn lidmaatschap bij het VNV., in April of Mei 1943, van de “De Vlag” in de loop van het jaar 1943 en van het N.I.R. Op 24 December 1943;

Overwegende dat deze ontslagen, die door beklaagde uitgelegd worden als een opstand tegen de verknechting aan Duitsland als verzachtende omstandigheden gelden, alsook zijn goed verleden,

Overwegende dat er samenloop van misdaden bestaat en er dus. ene straf dient toegepast”

Vonnis  woensdag 28 januari 1948

Het eerste vonnis werd verminderd tot 10 jaar hechtenis, verder bleven dezelfde veroordelingen behouden:
+militaire afstraffing;
+ levenslange ontzetting uit rechten;
+ ontzetting uit alle graden en titels;
+ verzwarende omstandigheid van winstbejag wordt niet weerhouden;
+boete van 2 miljoen BEF (zonder onmiddellijke uitvoering)

De verzachtende omstandigheden uit het eerste vonnis blijven behouden.


Alle betreffende wetsartikels kunnen hier geraadpleegd worden (Boek II / Titel I/ Hoofdstuk II, artikel 113 > 123).