Zus Henriette (1909-1939)

Zie ook het hoofdstuk “Interview met Sim over familie Nand” (met audio)

HENRICA HELENA MARIA VERCNOCKE
° maandag 19 juli 1909 –  †  vrijdag 21 juli 1939

Huwelijksboekje ouders, Jetje 4de en jongste (pijl)

+ Jetje, geboren in 1909, lievelingszus van Nand, hij was de peter van  haar jongste zoon Arnold die overleed in 2009.  Haar oudste zoon, Walter, overleed op 22 december 2022 en verzorgde nog trouw en toegewijd bijna wekelijks met zijn echtgenote haar grafsteen (infra).

Met broer Nand in Engeland (Aylesbury, tussen Londen en Oxford), ca 1916. Het gezin was gevlucht uit Oostende vanwege de Eerste Wereldoorlog:

Vlnr: Nand, zus Marie-Louise, een soldaat die in Engeland met verlof was uit de Vlaamse frontstreek en loopgraven, moeder, broer Robert, zus Jetje. Het is ook één vcan de weinige foto’s waar Robert samen poseert met zijn broer en twee zussen, kort na de Eerste Wereldoorlog zou hij emigreren naar de Verenigde Staten, omdat hij daar verliefd was geworden.:

Oostende:

Oostende, ca 1930, 21j., Jetje aan het strand

     

Op het balkon, Koninginnelaan 25, met moeder en zus Marie-Louise (links)

Oostende, Jetje, 21j., met vader, die zeeloods was, 1930

Ze huwde met Oscar Seys (1911-1976), apotheker in Ieper, met hem had ze  twee zonen: Walter (1938-2022) en Arnold (1939-2009)

Jetje met pasgeboren zoon Walter, Tante Clara en Nonkel Henri

Evenals haar broer Nand en zus was ze ook kunstzinnig aangelegd, ze volgde de tekenacademie te Oostende. Jetje en Mimi (haar schoonzus) waren beste vriendinnen en worden daar vermeld  bij de eerste leerlingen van de heropgerichte vrije Kunstacademie te Oostende tussen 1934 en 1940. Zij moesten toen Gustaaf Sorel (kunstschilder en tekenleraar) bijstaan die de jongeren niet de baas kon (zo vertelde Walter mij ooit gehoord te hebben van Mimi).

Jetje, Duinenhoeven, olieverf op doek

Jetje, handtekening (“h.” = Henriette)

Zij overleed op 21 juli 1939,  nationale feestdag, twee dagen na haar 30ste verjaardag, en acht dagen na de geboorte van haar tweede zoon Arnold. Sim vetelde mij ooit: “overleden in het kraambed”.

Twee maanden later brak de Tweede Wereldoorlog uit.
In het parochieblad van zondag 20 augustus 1939 wordt zowel het doopsel van haar zoon Arnold (Seys) als haar overlijden vermeld in dezelfde kolom, het is alweer een confronterende vaststelling voor Nands moeder

Parochieblad met vermelding geboorte zoon Arnold én overlijden van Jetje

Uitsnede

Over haar werd blijkbaar na haar overlijden geroddeld, de juiste toedracht is mij onbekend. Walter, haar zoon, vertelde mij gehoord te hebben later “dat het kind misschien te vroeg na hem kwam?”. Maar ook dat is niet zeker. Sim heeft het mij ooit verteld, maar ik kan het me niet meer herinneren. Nand schrijft het volgende in een brief aan zijn ouders tijdens zijn mobilisatie in 1939-1940 (de zgn “Schemeroorlog”), hij was toen onderluitenant in het Belgisch Leger. Het feit dat Nand peter was van Jetjes tweede zoon zal zeker een rol gespeeld hebben:

“Gent, den 3.XII.39.
Beste ouders, Het is zondagmorgen, ik heb zo-even een paar spiegeleieren gegeten en mijn stoof aangestoken. Het is helder weer. Straks ga ik in de stad, er zijn hier n.l. doorlopend schilderij tentoonstellingen. Gelukkig dat ik dat nog heb. Een beetje kontakt met de wereld van de kunst waarbij ik rechtens behoor. Dezen namiddag, indien ik erin slaag, ga ik voor een wandeling langs de Leie. Ik weet nog niet precies wanneer ik nog eens naar huis kom, daar de kommandant die de verlofbrieven moet teekenen afwezig is. Het zal in alle geval het einde van deze week of het begin van de volgende zijn. Voor wat dat laag-bij-de-grondsch geklets over Jet betreft: wij moeten slechts één bekommernis hebben: ons er boven te houden. Haar gedachtenis zelf beveelt het. Zij zelf zou zich tegenover dergelijke dingen waardig en koud gedragen hebben. Wij zullen niet in de straat afdalen om met al dat gespuis te onderhandelen. Wij zullen rustig blijven in onze zekerheid dat het leugen is. Wij zullen er ons niet door laten uit het veld slaan of ter neer drukken. Onze waardige stilte zal een kracht zijn waarop de leugen tenslotte zal afschampen. Overigens een rechtgeaard mensch zal weten dat alléén vurige lasteraars en achterbuurt-volk de nagedachtenis van een doode besmeuren tot eigen rechtvaardiging. Alleen de lieden die uit dezelfde stof gesneden zijn: de eerroovers en praatjesventers zullen hun walgelijke waar gaan ronddragen. Voor hen kunnen wij alleen verachting hebben. Zij zullen onze herinnering, onze eeredienst van een schoone doode niet vermogen te storen, verschanst als wij zijn in onze stilte. Zij, de levende geruchtmakers, de straatkklappeien, weten niet dat elke verloren doode ons leven rijker maakt en een wijding schenkt die zij niet eens bevroeden. Onze dooden zijn ons schoonste bezit: zij zijn ons meer nabij, wij hebben ze meer lief dan de levenden zelf. Het verlies van wat ons het liefst was is onze schoonste verworvenheid. Tusschen de vier kale muren van mijn cel – als ik eens voor een uurtje bevrijd ben van wachtkloppen en karweien – denk ik dikwijls aan háár. En het is vreemd, ik heb het gevoelen dat zij nog leeft, dat zij lééft wezenlijker dan vroeger, omdat zij bestendig woont in ons. De dooden die schoon geleefd hebben, leven veel langer dan veel levenden. Hun gedachtenis is in ons als een kracht: een beginsel dat macht bezit over ons leven, ons vóór gaat en voortstuwt tegelijk. Zeker van dit bewustzijn, moeten wij niet eens treuren. Dit vast te stellen is geen droefheid meer maar de hoogste vreugde. En laat ze dan maar met slijk werpen. Uw Fernand”.

Dit is één van de weinige brieven die ik vond van Nand waarin hij met dergelijke bewoordingen en met zo’n heftigheid tekeergaat. Het komt van heel diep.

Opmerking:
Nand schrijft: “Dezen namiddag, indien ik erin slaag, ga ik voor een wandeling langs de Leie”, diezelfde Leie zal een cruciale rol spelen in de liefdesgeschiedenis tussen hem en Sim, 11 jaar later, in 1950, zie deze passus op de pagina “To Escape! Het motto van Sim”.

In interneringscentrum Sint-Kruis (1944/1945) schreef hij voor zijn geliefde zus Jetje dit gedicht:

Gedachtenis aan een overleden zuster

Zo zat ik bij haar bed, en leed dewijl ik lachte, ik lachte wijs en stil dewijl ik spraakloos leed ; zo zat ik bij haar bed, als een die zwijgend weet, die huivrend voor het eind, zit op het eind te wachten

o Dat zij sterven moest en toch niet wilde sterven, en stierf, gelijk de zon in smartlijk avondrood… Zo moest haar moe gelaat, gesloten in den dood, bij ’t uiterste vaarwel, der doden vrede derven.

Want zij was eenzaam hier, zo mild, zo onvoldaan, zij zag op kleinheid neer, en vond een klein bestaan, alleen met haar gevoel in eng gedrang vernepen.

Hoe liet zij mij verweesd toen zij haar kroost ontviel, zij meer dan moeder mij, volkomen zusterziel… o Rover Dood, gij zwijgt, en ik ga onbegrepen !

De versie uit het manuscript in het celdagboek van Nand. Bovenaan staat in potlood “47”, toen bevond hij zich in de Gevangenis van Antwerpen (Begijnensraat), maar rood onderstreept onderaan staat “St Kruis”, dit is dus overgeschreven van een eerste manuscript, waarschijnlijk op een los blaadje toen in Sint-Kruis (1944-1945).

Manuscript Nand, Gevangenis St. Kruis, 1944/1945

Rouwprentje Jetje

Opvallend hier: er wordt geen geboortedag vermeld (die is 19 juli 1909), enkel de sterfdag:  21 juli 1939 (een vrijdag), toch uitzonderlijk voor een rouwprentje vind ik. Misschien heeft het iets te maken met datgene waar Nand over schrijft, of omdat ze net twee dagen na haar verjaardag overleed? Overlijdensdag die ze trouwens deelt, jaren later, met haar broer Robert: de nationale feestdag. In een ander hoofdstuk ga ik daar dieper op in.

In dit fragment vertelt Sim over de zussen van Nand en wat hen overkomen is, ze eindigt hier met te zeggen “dat was een triestige zaak”. Nu ik dit fragment opnieuw beluister moet ik vaststellen dat ik geen goede vraagsteller was toen, ik onderbreek Sim vaak op momenten waarvan ik nu hoor dat ze iets belangrijk wou zeggen. De opname dateert van maart 1993 terwijl Sim bladerde in de door haar bewaarde rouwprentjes van de familie, ze was toen 74, en Nand was al 4 jaar overleden.

Sim citeert Nands moeder die haar vraagt: “Is ‘t nog ni Montje”, ze wou weten of Sim al zwanger was (“Montje” is de koosnaam van Nands moeder voor Sim, die voluit “Simonne” heet). Ze heeft het niet meer mogen meemaken. Ook heeft Sim het over de grafsteen van Jetje.

Walter overleed op 22 december 2022 op 84-jarige leeftijd. Hij had geen herinneringen meer aan zijn moeder (althans niet bewust) maar de liefde die hij voor haar voelde is een bewijs dat  moeder nog “leeft”. Van zijn moeder erfde hij zeker haar artistieke begaafdheid, hij is een begenadigd kunstenaar (klik op affiche voor info):

“Walter Seys, jarenlang directeur van de Academie voor Beeldende Kunst, maakte een indringende cyclus tekeningen bij poëzie van oorlogsdichters.”

Oorlogspoëzie GETEKEND Walter Seys (klikken voor meer info)

Hier een foto bij mijn bezoek aan het graf met ernaast haar zoon Walter (27 september 2017). Het graf wordt goed onderhouden. Het arduin ligt er mooi bij, tegenover de grijze graven ernaast, verweerd en besmeurd door de bomen en de tand des tijds. Walter vertelde mij: “het is mijn echtgenote die schuurt en ik loop heen en weer met emmers water, pluk wat onkruid en kijk of het goed is”. Hij was slechts 1 jaar en 3 maanden oud toen zijn moeder stierf.

Toen we samen voor het graf van Jetje stonden, voelde ik de bijna lijfelijke aanwezigheid van mijn tante, het leek alsof ze haar armen naar me uitstrekte, me troostte,  en de tranen rolden over mijn wangen. Een moment dat ik nooit zal vergeten

Walter Seys bij het goed onderhouden graf van zijn moeder Jetje

Walter met echtgenote Suzanne bij Nand in Weerde, 1977, bij het huwelijk van Nands dochter:

Walter stuurde mij een pasfoto van zijn moeder Jetje, die werd na het overlijden van Walters vader in 1976 teruggevonden in zijn portefeuille. Na het overlijden van zijn eerste vrouw (Jetje) was hij hertrouwd. Maar Jetje was hij dus niet vergeten.

Jetje, paspoort foto

Afscheid van Walter.

Overleden op donderdag 22 december 2022, op het rouwprentje het gedicht “Wezen” van Nand.

WEZEN

Overal wanden,
overal banden —
mijn diepste diep
is zonder grens.

Mens ben ik
en moet vergaan,
maar ik leid in mijn wezen
een tweede bestaan :
alle muren wijken,
alle banden bezwijken,
een wereld gaat open
als de wereld wijd
en wijder, want als ik zing,
peil ik het dode ding
en vind onder de schijn
de levende stilte
van het zuivere zijn.

Ik staar mij niet blind
op geboeide handen :
ik geef niet om banden,
ik geef niet om pijn.
Ik woon in een gebied
ver voorbij het heden,
daar is een ingetogen stede
die niemand ziet :

daar ben ik wat ik ben :
een vluchtige vonk
van het wereldlicht.
een flitsende schicht
ontsprongen aan het zwijgen
van Gods aangezicht.

(Uit “Moederzee”, 1967, pp58-59)

Zijn urne werd bijgezet (Ieper) in het graf van zijn moeder, Jetje.

Bijzetting van Walters urne bij zijn moeder Jetje

Walters echtgenote Suzanne liet een kunstwerk maken door vriend en beeldhouwer Jef Dekeyser om op het graf te plaatsen (foto’s door Suzanne):

En zo is de cirkel rond, want ook Nand werd in een urne bijgezet in het graf van zijn ouders en zus Marie-Louise (mei 1989), Begraafplaats Paster Pype:

Nog een vondst die Walter me vorig jaar in september (2022) doorstuurde, een aquarel van Nand, getekend in de gevangenis van Sint-Kruis, Brugge (1945) die hij aan zijn moeder stuurde, die het op haar beurt op Nieuwjaarsdag 1947 aan Walter stuurde, met “een cent” voor hem en zijn broertje Arnold:

Achterzijde:

Mijn Liefste Waltertje.
Pepee en Memee Vercnocke bedanken u voor uw schoone nieuwjaarsbrief en uwe beste wenschen. Uw Kerstdag kaartje was ons ook zeer welgekomen.
Wij bewonderen uw schoon geschrift. Wij zien dat u een zeer brave jongen zijt. Dit zijn hier twee schilderijtjes van uwen Onkel Fernand dat hij zelf geschildert [sic] heeft. Ik hoop dat ze uw aangenaam zullen zijn. Hierin gesloten 200 frs voor u beider nieuwjaar.
Vele kusjes van Pepee en Memee Vercnocke

Met het heengaan van Walter verdween onze laatste rechtstreekse band met Nand.