1945 Mishandeling zus Finneke

In de briefwisseling zijn twee brieven bewaard waaruit blijkt dat Finneke, de 5 jaar oudere zus van Sim, ernstig mishandeld werd op donderdag 15 oktober 1945. Het gebeurde tijdens de verhuis uit Sint-Joris-Winge naar Schaarbeek terwijl meubelen en huisraad op de vrachtwagen werden geladen voor het huis. Ook werden meubels vernield en huisraad gestolen.

De eerste brief werd door Sim geschreven in naam van haar vader. Sim, net als Finneke, was toen vrij sinds februari 1945 (zie pagina 1ste en 2de internering).

De tweede brief werd geschreven door broer Bert, die toen was aangehouden en geïnterneerd was in Leuven (gevangenis Leuven Centraal). Hij zou pas vrijkomen in mei 1948.

1ste brief:

‘brief in handschrift van Sim in naam van haar vader, onder zijn naam “Jules Wolfs” verstuurd)

Leuven, 17de October, 1945 (vrijdag)

Aan de Rijkswacht
Te St Joris Winge

Mijne Heeren,
Daar ik persoonlijk geen klacht kan komen neerleggen ben ik verplicht u schriftelijk van de volgende feiten op de hoogte te stellen, ten einde een onderzoek in te stellen over hetgeen gisteren, donderdag 16de October ten mijnen huize is voorgevallen.

Ik heb persoonlijk gezien (daar ik mij verstoken had en dit langs de venster opmerkte) dat Gilis Louis, trambediende Eksternest, de meubelen welke klaarstonden vernielde en de verhuizers belette onder bedreiging van afschieten hun werk te verrichten (dit laatste wordt door Mr. Gheysens en de autovervoerders verklaard). Mijne dochter Adolphine, welke door de twee personen in kwestie (ze heeft de namen opgegeven) deerlijk gehavend is, is in doktersbehandeling, het certificaat zal u doorgestuurd worden. Daar ze den ganschen dag te bed lag en blauwe plekken bekwam en over onwendige pijnen klaagt.

Mr. Gheysens Leo kent eveneens het adres van de auto vervrachters.

De ophitsing gebeurde door Mw. Kiebooms, dit kunnen vernoemde getuigen bevestigen, alsmede den veldwachter Gustaaf Van den Bosch. Ik denk indien de ophitsing niet ware gebeurd alles normaal was verloopen.

Indien ik niet eerlijk stond tusschen die vurige behandeling van menschen zonder rechtvaardigheid en indien iemand rechtmoedig iets kan ten mijne laste leggen wat ik ooit zou hebben misdaan – of dat ik ooit iemand geholpen (ja van alle personen die er stonden) heb weggestuurd, dat die kome getuigen en dan trek ik mijn klacht oogenblikkelijk terug.

Aanvaard  Mijne Heeren mijn eerbiedige groten,
Jules Wolfs

2de brief

(brief dateert van bijna 2 weken na de feiten, omdat de gevangenen slecht elke 2 weken een brief mochten versturen)

Leuven, cel nr. 948 (gevangenis Leuven Centraal)
Wolfs Albert
28/10/45 (zondag)
(van Bert aan Finneke)
Liefste Zusje,
Sinds gisteren laat me de gedachte aan de wraakroepende mishandeling waarvan ge het slachtoffer zijt geweest niet meer los. Ik kan me het heel gebeuren zoo moeilijk voorstellen. Noch dat die of die bepaalde menschen zich zelf konden vergeten en verlagen om tot zulke beestachtige daden over te gaan, doch veel minder kan ik begrijpen hoe het mogelijk was dat Vader en vooral jij het slachtoffer konden zijn van zulke baldadigheden. Ik vraag me af welke de ware reden mag zijn dezer duivelsche actie. Ik heb den indruk dat sommigen het vervelend vinden dat wij steeds eerlijk en loyaal zijn geweest, en dat zij als hyena’s er op azen om toch maar iets te ontdekken waarmede zij onze eer zouden kunnen bezoedelen. Het is dus niet voldoende dat “la bête humaine” zich in zijn laagste passies verzadigt en zich als een razende hond op onschuldigen werpt, de laagheid moet volledig zijn en bekroond worden met diefstal van het weinige dat ons blijft. Zoo onteeren zij de nagedachtenis –  van deze waarvan wij in oprecht medevoelen, eens eerbiedig het hoofd hebben gebogen – en in wier naam zij hun hysterische haat bot vieren.

Liefste Finneke ik hoop dat jij het gebeurde vlug zult vergeten. Ik echter bid den hemel dat dit feit nooit in mijn gedachten zal mogen vervagen, opdat ook menschelijk gesproken gerechtigheid zal geschieden.

Je Albert