Woensdag 16 augustus Nand 6de brief

6de brief

Gistel den 16.8.50

Beste Simone,

Je zondagavond-briefje lezend, dacht ik aan het vers van Dante Gabriel Rossetti: “I have been here before, But when or how I cannot tell… You have been mine before…”(1) Zo dikwijls hebben wij dit gevoel: dat wij herinneringen meedragen aan een vorig bestaan, ervaringen beleven vroeger reeds aan een verloren overzijde – en zalig – genoten. Atavisme?(2) Belevenissen van lang gestorven vaderen die in ons bewustzijn naleven? De eindelijke vervulling van eigen hartstochtelijke verlangens? Wie zal het zeggen… Zeker is dat men zich in dergelijke ogenblikken opgetild weet boven de aarde en haar begrenzingen, dat men beweegt op de deining der oeverloze dingen. Onze ontmoeting – een zonderling toeval, inderdaad! Indien “toeval” bestaat… “Alles ist Gesetz” zei mij eens een astrologe, “Zufall gibt es nicht”(3). En ware het zo, zou deze ontmoeting niet zoveel wonderlijker zijn – ergens voorbestemd en uitgetekend in den onbegrijpelijken en onverbiddelijken gang van den tijd? Of lag de dwingende wet in onszelf, sloeg ons eerste samentreffen in het ongeziene zulk een vonk, dat wij “zwervend” door den tijd naar elkander zijn teruggedreven? Is het je kreet die ik toen niet hoorde, die dan toch tot mij doordrong(4)?

Ik zie verlangend naar zaterdag uit. Ik zal te Brugge aankomen omstreeks 10.40u. Indien je ervoor voelt, dan zetten wij uit voor een zwerftocht naar het land van Tijl Uylenspiegel(5). Wij eten gezellig en “sans gène”(6) in Damme. Op den toren(7) heb je een prachtig gezicht. ’s Namiddags de rustige musea, ’s avonds de verlichting van de reien(8) en torens.

Zeer genegen, je Nand

Commentaar

(1) Dante Gabriel Rossetti: Engels schilder, dichter en vertaler, 1828-1882. Het loont zeker de moeite de biografie van deze begaafde kunstenaar te lezen, evenals die van zijn twee zussen en broer die ook gevierde kunstenaars waren.
Het gedicht dat Nand citeert (zie hetzelfde ciraat in ‘Tweede Brief aan een kind’) dateert uit 1854, Rossetti was toen 26

“Sudden Light

I have been here before,
But when or how I cannot tell:
I know the grass beyond the door,
The sweet keen smell,
The sighing sound, the lights around the shore. 

You have been mine before,—
How long ago I may not know:
But just when at that swallow’s soar
Your neck turn’d so,
Some veil did fall,—I knew it all of yore. 

Has this been thus before?
And shall not thus time’s eddying flight
Still with our lives our love restore
In death’s despite,
And day and night yield one delight once more?”

Schilderij dat Rossetti schilderde op 20-jarige leeftijd “The Girlhood of Virgin Mary”. Zijn zus Christina (die ook dichteres was) als de Maagd Maria (rechts) en zijn moeder (midden) als de moeder van de Maagd zaten hiervoor model. Bij het schilderij horen ook nog twee sonnetten die een verklaring geven voor het werk. Dat was toen een gangbare gewoonte. Meer over dit schilderij en over alle werk van Rossetti vind je in deze archieven.

Nand heeft dit gedicht ook opgenomen in zijn Poëtisch Celdagboek, de pagina is gedateerd op 11 april 1947, hij was toen geïnterneerd in de gevangenis van de Begijnenstraat te Antwerpen in afwachting van zijn proces in beroep dat pas in januari 1948 werd afgehandeld. Zie het gedicht onderaan de pagina:

Enkele pagina’s vroeger schreef Nand ook een gedicht van Christina Rosetti over, “Sleeping at last”. In zijn weergave zijn de twee eerste versregels van plaats verwisseld, misschien kan dit erop duiden dat hij het gedicht uit het hoofd kende, en zich vooral de regel “Sleeping at last, the struggle and the horror past” herinnerde omdat die hem in gevangenschap uitzicht bood op hoe hij later, eenmaal vrij, zou terugkijken op deze tijd:

Sleeping at last, the trouble and tumult over,
Sleeping at last, the struggle and horror past,
Cold and white, out of sight of friend and of lover,
Sleeping at last.

No more a tired heart downcast or overcast,
No more pangs that wring or shifting fears that hover,
Sleeping at last in a dreamless sleep locked fast.

Fast asleep. Singing birds in their leafy cover
Cannot wake her, nor shake her the gusty blast.
Under the purple thyme and the purple clover
Sleeping at last.

(2) Atavisme: uit het Latijn: “voorvader”, Nand legt het woord in de volgende zin zelf uit. Zie ook: “een nieuwe verschijning van eigenschappen die wel aanwezig waren in een bepaalde tijd in het verleden, maar die in tussenliggende generaties afwezig waren.”

(3) „Alles ist Gesetz, Zufall gibt es nicht”: alles is wet, toeval bestaat niet

(4) „je kreet die ik toen niet hoorde”: Nand verwijst naar hun eerste ontmoeting op de gouwdag in augustus 1942, zie voor de anekdote de vorige brief bij noot (1)

(5) Tijl Uylenspiegel: “is een personage uit onder meer de Nederlands-Duitse folklore. Volgens de sage was Uilenspiegel een deugniet die vrij als een vogel in de veertiende eeuw door de Nederlanden en Duitsland (in het Duits bekend als Till Eulenspiegel) trok en iedereen voor de gek hield met zijn streken”. Hij werd een echte Vlaamse volksheld door het werk van Charles De Koster “die in het Frans schreef maar een grote sympathie koesterde voor de cultuur en volkstaal van Vlaanderen.”

(6) sans gène: zonder schaamte, ongegeneerd, vrijelijk

(7) de toren van Damme:


(foto @ Martine Bonehill )

later zou Nand er een gedicht over schrijven:

“Damme 

’t Is een zeeschelp die de vloed vergat,
een meeuw ver van de zee gevallen;
als tomben omringen oude wallen
Damme de doode stad.

Een schoone doode bij ’n molen en een vaart
waar zware booten als schaduwen drijven;
ze ligt op golving van zachte weiden,
de doode heeft haar ziel bewaard.

Stok-oude huisjes, het dak als een kaproen,
rijzen gearmd uit verre eeuwen,
de scheeve vensters geeuwen
de deur is een oud blazoen.

’t Stadhuis is de stille schrijn
der dorre beendren van ’t verleden;
de dood bewaakt de oude treden,
Maerlant zoekt eeuwig naar een rijm.

De jonge kerk liet den toren alleen
met trouwe puinen uit het schip gebannen;
hij schouwt, laatste der vrije mannen,
slank en kranig, onberoerd naar de zee.

Waar doolt gij, stervensvrij geslacht,
Tijl en Nele, frissche Dietsche droomen?
Wie doet de vloed terug naar Damme stroomen?
De verre zee verzucht, héél zacht.”

(8) reien en torens: grachten en torens van Brugge