Vrijdagnamiddag 1 september Sim 14de brief

Mechelen, vrijdagnamiddag 1/9/50

We spraken niet af, nochtans Jij bent hier.. Dag Nand! Ik ben verrast.. ik merk  alleen op dat ik zit in “onze” kleine Conditorei – en in éénzelfde sfeer. Brugge – Damme – Oostende – gebaar ik niet onbeholpen om dezen hete filter. (*) Waarom schrijf ik plots de bestellingen niet verder in?.. Ik kan niet, Nand, ik kom wat met jou hier zeer stilletjes zitten kijken – Het is hier zeer vertrouwd. Een paar mensen – ook reizigers – vermoed ik dromen voor zich uit er hangt een zeurend straatliedje om ons heen. Ik zit bij het raam, de middag ligt glanzend ver open herfstmaand. Ik hou van die komende herfst. Ik heb er altijd zeer veel van genoten van toen ik nog kind was. Zal ik nu maar pas de volte begrijpen van deze milde bezonkenheid na hevige aandoeningen, bij de heerlijke alles omvattende weerglans in me zelve van jou? – En dat bezit – het menselijke besef – hoe leefde ik voor een paar weken al die voorbije jaren? – Ik weet het niet, geloof me, Nand, ik weet het niet meer. Kan ik dat geluk nog afmeten of vergelijken – neen er is niets meer in die tijd door een huiverende ijlte waarvan ik nu pas de leegte vermoed –
Het is goed, Nand, dat je niets zegt en maar voor je uitkijkt. Ik zie je ogen en voel m’n bevende handen in de jouwe. Ik sta niet op maar wacht tot jij zegt dat het tijd wordt dat ik verder zal gaan nog ’n paar kliënten hier bezoeken. ‘k Reis wat vroeger huis toe vandaag. (De zaken gaan crescendo!) Tegen 10 september heb ik de nieuwe wagen (groene kleur) ‘k verkoos “wijnrood” maar ook thuis kregen ze een woordje mee te praten!!
Kom, Nand, ik zie je stellig toekomende week (Gent?) misschien – –
Ik wou dat jouw schrijven, dit kruiste? –
Zoen me, Nand, ik leg mijn handen om je peinzend hoofd en weet dit hart zo eindloos wijd en schromend mild…
Jouw liefste


(*) “Conditorei”: zie de zevende brief van Nand op 23 augustus.

Zondagnamiddag 3 september Nand Prent met gedicht

(Hans Memling, 1480, “Sibylle Sambetha”, Sint-Janshospitaal Brugge) (1)

Gedicht: “Oogst” / “aandenken 5 oogst-5 september”
(Opmerking: Nand schreef dit gedicht in 1947 (zie onderaan de kaart) dus in gevangenschap (2), zie manuscript hiervan infra)

De merel praat niet meer
en in de moe-gebloeide tuinen
weegt nu het zaad ;
in ‘t slepend ladgewaad
van zware boomgaardkruinen
bloost nu het bol gelaat
van zuiver ooft.
Ik buig het hoofd :
ik hoor den herfstwind loeien..
Maar is elk blad geteld
en ieder aar in ‘t korenveld
herfstbloemen gloeien
met den gloed van vuur
van bloed en robijn ;
de druiven aan den muur
fonkelen rood als wijn.
o Maak mij, nu het jaar haast vlood ,
maak mij o herfst,
tot zon, voortijdlijk groot
die in de kantelende vesten
van ‘t smeulend Westen
zwijmelt in ‘t avondrood.
1947

 

Commentaar

(1) “Sibylle Sambetha”, Memling, 1480: een gedetaillerde analyse vind je hier (“De XVIe eeuw heeft in haar één van de sibillen gezien, legendarische profetessen die de komst van de Verlosser voorspelden, doorgaans als jonge vrouwen voorgesteld“).

(2) Manuscript “Oogst”, geschreven in gevangenschap, Cel 34, Gevangenis Begijnenstraat Antwerpen, oktober/november 1947:

Zondagnamiddag 3 september Nand 15de brief

(Hans Memling, 1480, “Sibylle Sambetha”, Sint-Janshospitaal Brugge)

Gedicht: “Oogst” / “aandenken 5 oogst-5 september”
(Opmerking: Nand schreef dit gedicht in 1947 (zie onderaan de kaart) dus in gevangenschap (2), zie manuscript hiervan infra)

De merel praat niet meer
en in de moe-gebloeide tuinen
weegt nu het zaad ;
in ‘t slepend bladgewaad
van zware boomgaardkruinen
bloost nu het bol gelaat
van zuiver ooft.
Ik buig het hoofd :
ik hoor den herfstwind loeien..
Maar is elk blad geteld
en ieder aar in ‘t korenveld
herfstbloemen gloeien
met den gloed van vuur
van bloed en robijn ;
de druiven aan den muur
fonkelen rood als wijn.
o Maak mij, nu het jaar haast vlood ,
maak mij o herfst,
tot zon, voortijdlijk groot
die in de kantelende vesten
van ‘t smeulend Westen
zwijmelt in ‘t avondrood.
1947

Gistel zondagnamiddag. 3.9.50

Liefste,
Herken je dit gelaat? Wij stonden ervoor in Sint Jans Hospitaal te Brugge. De Sybille (1) schouwt de toekomst in: wat ziet zij? Zij zegt het niet, maar wij schouwen mede, en peilen haar geheim: alles vergaat, alles verdwijnt, alles wordt met herfst bedreigd. Er stijgt een lucht van vergankelijkheid uit alles op; vergankelijkheid zingt in ons haar meewarig lied.. Laten wij ons spoeden om schoon, schoner nog te leven. Doch leven is vergankelijk zijn, laten wij de vergankelijkheid liefhebben. Ja, wij zijn het eens: de herfst is schoon. Herfstbloemen zijn vuriger dan haar zusters in de lente; het nabij zijn van de ontbinding schept wilder extasen. Nergens heb ik dat zo aangevoeld als in Cel 34, ver van bos en bomen (zie keerzijde foto!)(2) Weinig heb ik toen bevroed dat in de zomer van mijn bestaan, op de rand van de herfst, ik nog eenmaal tot “zon” zou worden omringd en omstraald met de voortijdelijken gloed van een ontvankelijke ziel, als een Westerhemel bij avondrood. Liefste mijn, is dit werkelijkheid, en duurt het al een maand, eenendertig zalige dagen? Wat is het lot ons mild, ons die zo weinig gewend zijn aan geluk! Van smart en eenzaamheid en ”ijlte” kregen wij zoveel toebedeeld, dat wij haast dachten dat er voor ons niets anders was weggelegd, dat wij deze werkelijkheid nauwelijks durven te aanvaarden. Hoe ik je dank om ieder van-gevoel-trillend, waarlijk lovend woord dat mij je brieven brachten, om elke wonderbare kus, mond aan mond, een wezen aan wezen. Ik dank je omdat je bestaat, en mij deze gave hebt geschonken, omdat elk verlangen een belofte is en elk heden de zekerheid brengt dat morgen nog komt, dat elke verrukking werderkeren kan, vuriger wellicht.
Terwijl ik schrijf, en dikwijls door het venster staar (een koekoek spelemeit er vrolijk met zijn liefste, en ik zit hier alleen te koekeloeren..) valt mijn blik op het boek waarin ik las, “Penthesilea” van Kleist (3), en dat open ligt aan deze woorden:

Penthesilea : Prothoe! Meiner Seelen Schwester! Willst du mir folgen?
Prothoe : (mit gebrochener Stimme)   In den Orkus dir!
Gieng’ ich auch zu den Seeligen ohne dich?
Penthesilea : Du Bessere, als Menschen sind! Du willst es?
Wohlan, wir kämpfen, siegen mit einander..

Het is een vreemd en heerlijk spel. Ik zag het eens opgevoerd in Hamburg (4). Penthesilea (Konigin der Amazonen) had een ziel-zware altstem en benen van een godin.. Wij moeten saam nog veel schoons beleven: concerten, balletten, toneel, alles wat ons verrijken en verruimen kan.
Ik schreef nog niet dat ik van je gedroomd heb. Zo duidelijk zag ik je vóór mij, doch je ging van mij weg. Je had de grijze tailleur aan en je haar hing los, en tussen de lokken door zag ik het bruine driehoekje van je hals, zeer geschikt om te zoenen. Doch zover kwam het niet, het gezicht duurde één ogenblik slechts. Ik heb er heel den dag zitten over nadenken. Wat heeft dat te betekenen? Een angstvisioen ingegeven door de vrees je te verliezen? Of eenvoudig een bijgebleven beeld uit onze wandeling naar Damme, toen je liep voor de bus? Het is wel eigenaardig dat juist dit beeld zich in mijn onderbewustzijn heeft vastgezet: jou, den brui gevend aan conventies, trippelend als een schoolmeisje, spontaan en opgewekt.. Zo zie ik je ook liefst. Maar om de ter neer drukkende herinnering aan den droom uit te wissen, ware het zeer wenselijk dat je me algauw eens in den lijve tegemoet trad. Kan je een dezer dagen niet naar Gent wegglippen? Verwittig mij op tijd. Een zoen als voorschot,
Nand

P.S. Verontschuldig de vlek!

Commentaar

(1) “Sibylle Sambetha”, Memling, 1480: een gedetaillerde analyse vind je hier.

(2) Manuscript “Oogst”, geschreven in gevangenschap, Cel 34, oktober/november 1947:

(3) “Penthesilea”:  een tragedie uit 1808 van Heinrich von Kleist (177-1811). Het is een bewerking van het Grieks-mythologische verhaal van de Amazonen koningin Penthesilea in de Trojaanse oorlog die door Achilles gedood wordt. In Kleists tragedie zijn de rollen omgedraaid en wordt Achilles door haar gedood.

Vertaling:
-Prothoe! Mijn zielezuster! Wil je mij volgen?
-Tot in de onderwereld! Zou ik naar de zaligen gaan zonder jou?

-Jij bent beter dan de mensen! Wil je dat? Wel, dan zullen we strijden en winnen met elkaar.

(4) “… ik zag het eens opgevoerd in Hamburg”: waarschijnlijk bedoelt Nand zijn bezoek aan Hamburg in 1935 en daarna verder naar de Lüneburger Heide waar hij Stijn Streuvels ontmoette, die daar toen een lezing gaf. Zie deze pagina.

Dindsagavond 5 september Sim 16de brief

Dinsdagavond, 5e Sept 1950

Mijn Heerlijke!
Je brief ligt naast de peinzende Sybille voor me (1). Ik ben zeer laat huis-toe gekomen (zeer voordelige dag). Ik wou je schrijven juist vanavond. 5e September. Alle zaken zijn afgehandeld ik ben klaar en kom naast je zitten – Leg je werk neer Nand, toe, hier bij de schaduw van de rozenvaas. De avond sluit ons beiden in, “de Kriekenberg” (2) ligt in de rille avondlucht… het wonder herleeft in ons.. een maand geluk.. ik dank je met de stilte en zeg je vers… “we buigen saam het hoofd…”
Jij bent mijn heerlijke geliefde! Alles buiten ons ondergaat de “vergankelijkheid” ze glijdt over ons heen en omringt ons in elk beeld.. ons beroeren? O neen Nand ik lach ze uit zoals jij met Mephistopheles (3) het me voorzei. Ze kan ons niet genaken, al worden we voelbaar verteerd.. de geest genaakt ze niet. Onze Liefde, een Godsstuk, Nand, jij hebt ze in mij geboetseerd. Hoe lang reeds was ze klaar voor jou zo lang maar onbewust.. onaangeraakt als het bereide doek gespannen op het dromend raam van al mijn kinderhopen en jonge meisjesverlangens. Wees bij mij glorierijk ontvangen en laat ons lachen om de tempelheren van dit “ivoren” kunstsalon. Ik sta ontroerend voor dit beeld jouw scheppend beeld in mij. Jij bent mijn heerlijke geliefde! –
Jij sprak me over dit vers te Blankenberge. Over die merel die je elke dag kwam groeten. Ik dwaal af.. 1947. Ik mijmerde ook dit herfstseizoen te Vorst, cel nr 2. Is het vreemd.. vanavond wou ik met jou zo’n cel betreden.. voor het tralieraampje zitten staren.. achter de grijze grendeldeur afgesloten van die wereld buiten ons. Jij zou me zeggen: “Liefste, dit is het uur waarop voor ons de eeuwigheid begint – hier zullen we zijn  altijd… de sterrenhemel is onze genode en de wereld in ons zelf het onbegrensd gebied der onuitputtelijke ontginning!” Waarlijk ik zou het doen met jou. Je glimlacht om mijn “overmoed”?
Ik weet niet of ik van je gedroomd heb…? Vannacht ben ik plots wakker geworden, ik hoorde mijn stem: “ik ben zó gelukkig” – ik kon niet inslapen en toch was het zeer rustig in me.. ik dacht aan jou en aan zóveel beelden verscheidene en wel bepaalde – ik weet niet aan welke me het meest vasthouden. Soms verdwijn je geheel dat ik moeite heb je weer voor me te bepalen, maar ik heb je fotobeeld.
Ik moet je ontmoeten Nand, kan je donderdagmorgen (7e) tot Gent komen? Ik kom “omstreeks” (hm) 9.30.. Deze keer met de trein althans. Van uit Brussel (In geval ik nog opgeroepen wordt bij de Firma zal het later worden dus laten we zeggen vanaf 9.30 treinen uit Brussel tot ’s middags !!
Lieve groeten aan je ouders !
Ik verlang je en zoen je Gretchenhaft!
Simone


(1) zie vorige brief:

(2) “Kriekenberg”: zie het tuinfeest van 5 augustus

(3) “Mephistopheles” uit Faust’ van Goethe, zie opmerking Nand in 13de brief

Woensdag 6 september Nand modefoto “voor intieme avonden”…

Nand in potlood: “Mevrouw F. V-W. als “Yonnie”. Toilette voor intieme avonden met haar man”

Deze foto komt uit een krant (1950), waarschijnlijk reclame voor een kledingmerk of in een artikel als illustratie bij “wat te dragen bij het uitgaan”… :

“Satijn is zeer in de mode. Jasje in schelp-rose satijn bedoeld als avondkleed met rose en wit borduursel op kraag en manchetten. Daaronder wordt een eenvoudige doch zeer wijde zwarte taffelas rok of kleed gedragen.”

Bemerk het vraagteken dat Nand plaatst bij “schelp-rose”.

Woensdagavond 6 september Gedicht Nand

De nacht waart om ons beiden,
de nacht houdt ons gescheiden;
mijn lippen murmlen zacht:
Kom uit de nacht.

Ver in ’t geluidloos duister
hoort gij mijn schuw gefluister?
Voelt gij mijn donkre macht
ginds in den nacht?

Waar toeft mijn hartsbeminde?
Ik zoek en kan niet vinden,
en zucht en zwijg en wacht
hier in den nacht.

Naar U in nacht verloren,
naar U uit nacht verkoren,
wiekt mijn manend gedacht,
wiekt door den nacht.

Maandag avond, voor jou
                                6.9.50.
Nand.

 

Maandag 11 september Nand 17de brief

Maandag 11 sept. 50.

Liefste,
Gister avond heb ik bij het licht der sterren (“langs de sterren” ware beter gezegd..) mijn weg naar het Noordstation gezocht. Ik vlood, licht als de lucht en als het ware geheel ontaardst. Boven mij, altijd weer tussen de daken opduikend, zag ik het klaar gelaat van Venus, dat door het gebladerte heen, ons zo stralend had toegelachen. En voor mij uit, zag ik je aangezicht met de gesloten ogen, vreemd belicht, vreemder nog overtogen met onrustige schaduwen van bladeren in den avondwind. Wat was je schoon, Liefste, hoe geheel vervuld van een inwendige, voor mij onzichtbare aanwezigheid. Een glimlach, neen het was geen glimlach, veel minder en toch veel meer, een innerlijk licht doortrok je voorhoofd, je wangen, je mond: zij leefden voor mij vergeestelijkt in den nacht, stil, zonder een woord, zo nabij, zo rustig in hun onrust. Altijd nog zie ik je in een nieuwe gedaante. Altijd verras je mij door een nieuwe gave, door de openbaring van een onbekend facet in jezelf waarvoor ik je dankbaar ben. Werd je het gewaar gister avond hoe een nieuw gevoel mijn woord en gebaar heeft verinnigd? Het is – sedert ons gesprek in de “Horloge” (1), een gevoel van bewondering voor mijn Liefste, van ontzag en van schroom. Reeds heel den dag hoor ik altijd hetzelfde woord in mijn zingen: dapper, dapper kind. Ik wist het reeds, na ons gesprek in de Bodega te Oostende (2)(Ballet-avond..) hoe je voor iemand kon “vechten”. Ver van je die houding en zelfs je genegenheid euvel te duiden, heb ik toen beseft dat er in jou een grote reserve aan kracht moest schuilen. Jij hebt den wil van hen die veroveren als zij eenmaal verwonnen werden, en stand houden, wat het ook koste. Zwak ben je (herinner je mijn woord?) maar sterk in je zwakheid. En nu ik dit woord van je vernomen heb, ben ik eerst gaan beseffen hoe juist ik je had gepeild. Met stillen eerbied kijk ik voortaan naar je op, naar jou die mij je “heerlijke geliefde” noemt, en die zelf zo heerlijk bent, zo moedig, zo klaar, dat ik je met nog meer schroom benaderen moet. Het is niet moeilijk sterk te zijn als men niet weet wat zwakheid is, en vér van het gevaar zal men niet licht in gevaar verkeren. Maar wie honger en weifeling en zielenood heeft gekend, wie door zijn hart hartstochtelijk heen en weer werd gerukt, en toch dat hart bedwong, die is het waardig dat men als bij de geheel-verhevenen, den zoom van zijn kleed kust. Liefste, dapper kind, ik kus de zoom van jou kleed. Ik heb je niet meer lief. Het is veel meer geworden. Onthou goed: ware het anders geweest, het zou niets hebben gewijzigd. Het verleden bestond niet meer – alleen onze toekomst. Doch nu gaan wij die toekomst in met een verheven glans op je gelaat. Je bent mij onzeggelijk schoner én kostbaarder geworden. En nu ik je in den huiskring zag, ietwat overstuur, het is waar, maar in de aanwezigheid van je geliefden, ben ik veel dichter tot jou genaderd dan langs de weg der liefkozingen. Ik moet het niet meer beklagen dat ik den zomer aan zee met mijn bruine, blonde lief niet heb mogen beleven.. In de grote sofa bij het rustig klokgetik, met jou hoofd op mijn schouder, beleefden wij de voorafbeelding van wat oneindig bestrevenswaardiger is dan dat alles: het eigen tehuis.
Wil je ouders danken omdat zij mij zo hartelijk, zo eenvoudig-oprecht ontvingen – je ouders, je zus, je broer, en hen zeggen hoe gelukkig ik mij achtte in jullie liefderijken kring te worden opgenomen, en met evenveel liefde te worden bejegend. Heb ik het na dit bezoek verdiend dat ik je mag noemen met den naam die ons inniger bindt dan voorheen, dat ik je “mijn verloofde” mag heten? Mag deze brief je de eerste kus brengen van
je verloofde?

P.S. zakelijke mededelingen!
1. Ik was aan ’t hotel in 35 minuten. Te 1 uur stipt.
2. Ik weeg nog slechts 112 kilo (zonder schoenen en pak ware dat 112 – +:- 3 = 109 kilo.) (word normaal!)
3. Ik heb dezen morgen mijn opwachting gemaakt bij J. de Spot (hoofdredacteur “Nieuwe Gids”) Hij zal mij verwittigen als er “iets” is – wij zijn n.l. ook bekenden. Maar de zaken gaan slecht met de Gids, die eerlang versmelt met “ ’t Volk” Daar is dus niet veel te verwachten – lacy!
4. Je wordt hier verwacht zaterdag a.s. voor het middagmaal. Je laat me nog wel weten of je er zijn kunt.
5. Op keerzijde een van mijn kinderversjes (geen tijd meer.. post!)
6. Memento: hier liggen voor ons beschikbaar 5 paar.. lakens!


(1) “Horloge”: brasserie (Brussel/Schaarbeek)

(2) “Bodega”: brasserie met dansgelegenheid op de dijk te Oostende:

prentkaart jaren ’20:

jaren ’50:

Woensdagavond 13 september Sim 18de brief

Woensdagavond, 13/9/50.

Mijn eerste en enige Verloofde!
“Hoor, alles spreekt, hoor, alles zingt: wij hooren wind en water, hooren alles.”
Elke avond prevelt m’n gebed een vers van jou. Ik sla het boek open ergens onbepaald en mijmer om een beeld een idee van jou en het is goed, want de avond maakt me rustiger, Nand, minder gejaagd. Wat dagen door me heen wentelen! (een prijslijst was mij een bladwijzer voor “Ask en Embla”) Ik moet zeer diep aadmen naar een bevrijdende lucht bijna. Weet je zó ondraaglijk is me een pijn lichamelijk tastbaar om dit immer groeiende geluk. Het klinkt weer zeer bevreemdend misschien en toch is het zó, is elke dag een langzaam dieper verteren en word ik in ziel en leden onuitwisbaar getekend… een sacramenteel merkteken hetwelk me in ons zelve pijnlijk griffen? Was ik nog niet bereid om dit heerlijk bezit of is het steeds die angst, die glimmend donkere menselijke angst.. Nochtans ben ik gans gestorven aan wat me voor een zestal weken nog een schijnbaar vertrouwde wereld was. Ik ben de aflijvige van mezelve! Jij werd uit dit verscheiden in mij geboren, Nand, en alles concentreet zich om jou, om jou alleen… Jij bent mijn eerstgeborene? Nu de ruimte ons gescheiden houdt ontleed ik deze weemoed om die schone uren die we bewust bezaten, maar aan de rand van deze herinnering slaat weer even snel de branding van het hartstochtelijk verlangen om die jonge dag van morgen!
Ik ben verheugd omdat je schrijven een schaduw wiste uit ons zondagmorgengesprek: de zekerheid dat je begreep wat je pijnlijk vernam. Ik zelf ben beschroomd om wat je me zó heerlijk toebedeeld. Waar ligt de verdienste?  Ik wist toch dat je komen zou als mijn jonge god uit die wereld van mijn kinderdromen, mijn jongemeisjesverlangens, dat je eindelijk komen zou glansrijk en klaar uit mijn verwarrend tastend zoekend vrouw-zijn, uit de dodende schijn van een hopeloze luidruchtigheid.
Ik dank je mijn leven. Elke gave wil ik je brengen. Mijn hele zijn ligt gestrekt op de sterke pateen van je handen. Jij mijn hogepriester. Zal de Heer dit blije offer zijn zegen ontzeggen?.. Twee mensenkinderen gaan in mekaar Zijn God-zijn zelf benaderen (voor mij schrijden hand in hand Ask en Embla.. schoon!)
De huiskring deelt mijn vreugde om jou. Sedert je komst werden de dingen hier om mij eéns zo vertrouwd. Jij hebt ze beroerd met je eerste aanwezigheid. Vader vond het alleen jammer dat dat hij niet al te flink was, en niet vertellen kon zoals hij dat gewoonlijk doet!
Met onverwoordbare ontroering beantwoord ik je verlovingskus!
Je liefste
P.S. Practische (hm) antwoorden!
1. Een prestatie die 35 minuten van hier naar ’t N. Je klopt de “Marathon”!
2. Kan ik die dankbare gewichtsafname op mezelve overnemen?
3. Doet niets, Nand, Mijn zaken schieten nog steeds op dus… 1-1 time!..
4. Ik verheug me zeer op dit nakend week-end. De wagen is te Brussel bij de douane. Indien ik (zoals beloofd werd) hem vrijdag afhaal kom ik zaterdag. ‘k Verwittig nog telegrafisch. Plaats en tijd. Voor de Plaats zouden we kunnen zeggen: jij wacht in of aan de “Tourmalet”(1). Ik kom van de autostrade uit Jabbeke.
5. Hier bijgevoegd een “critiekrijp” vers!
6. “Ik ben de wereld te rijk!!”
7. Het is te laat ik kan de grote post niet meer bereiken – Je bekomt mijn brief pas vrijdagmorgen dus..


Ik heb in grage greep behoort
geluk, waaraan geen grenzen groeien,
nog wijlend om het tere bloeien
der blijde boodschap van uw woord.

Waarom ik U nu nadertreed
in een bekennen vrij van schromen?:
ik kan dit ritme niet ontkomen
waarvan gij ’t eerste zijn bekleed…

en in het schrijn verworven dromen
gaar ik Uw woorden nu, gelijk,
nog bevend in een bleek bereid,
een bloesem op de najaarsbomen.

in laten licht tot bloei verkoren
vermetel trots om elk verwijt
dat gij mijn traag bezit bereidt
maar dankbaar om elk nieuw bekoren.

Annuntiatie van uw woord
Puur uit dit vers de warmste schijn
ben ik versteekling aan uw boord?…
dan, “Licht het anker, Kapitein!”

Je Liefste


(1) “Tourmalet”: Brasserie “O’Tourmalet” te Gistel werd verkocht en in december 2018 gesloopt. Het werd vroeger uitgebaat door de wielrenner Sylvère Maes (1909-1966), tweevoudig Tourwinnaar. De naam verwees naar zijn overwinning op de legendarische col.

Google streetview 2017:

december 2018:

 

Donderdag 21 september Nand 19de brief

Donderdag 21 Sept 1950.

Ik heb den helen morgen gewacht.. Een paar regels op de schrijfmachine.. (1) een blik door ’t venster naar den weg met de wind-gebogen bomen waarlangs de bode komt.. En de morgen duurde lang. Om 11.45u. kreeg ik eindelijk je brief in handen. Zij gezegend, lieve, liefste Embla, om het opgetogen antwoord op de vragen die ik gisteren stelde – en die je bij voorbaat hebt bevestigd. Zie hoe liefde vanzelf den weg heeft gevonden! Hoe moet ik je danken omdat je mij lief hebt, zó lief hebt. Kan ik het beter zeggen dan met een vers dat onverwacht en zuiver uit mij “sprong”? Hier is het, den eersten dag van dezen, onzer herfst, voor jou.

Ik zal U beroeren
als een speeltuig broos en oud
van uitgelezen hout,
welks bevende snaren
diepe stilte vervoeren
en, na zalig ontroeren,
huiverend bedaren.

Een zwevend zachte toon
als uit voorbije tijden
zal door den schemer glijden,
weemoedig schoon.
En onze zielen zullen zingen
in één bedwelmd akkoord,
dat trilt in trage kringen
door ons alleen gehoord.

Liefste, de dag verstilt,
hoor, het snaartuig rilt.
Gij zijt de zuivre zang
die aan mijn vingren beeft,
en uit mijn zoeten dwang
ijl en tijdloos leeft.

Voor mijn zoete verloofde,
met een innigen zoen, je
Nand.


(1) “schrijfmachine”: deze “Remington” Model 12 sn BK88136, nog steeds in familiebezit (het serienummer verwijst naar een fabricagedatum van februari 1929):

Serienummer:

Maandagavond 25 september Sim 20ste brief

Brussel, Maandagavond 25/9/50.

Mijn Tijdeloze! (1)
Toen ik vanmorgen wegreed uit de ringlaan hielden er mij geruime tijd twee herfstblaren op de ruit gezelschap. De toch ging over Willebroek – Puurs – Bornem. St. Amands (Verhaeren!) (2) over Dendermonde – Assche bereikte ik de hoofdstad weer. Hoe hartsgrondig beneed ik de auto’s die in de tegenovergestelde richting voorbijzoefden. Ik noem je, Mijn Tijdeloze. Nu vooral in deze herfsttijd waarin ik, door jou, treden mag lichtend van jong herwonnen leven, besef ik dit nog beter wellicht wanneer de regenende mistdagen het leven om ons beslotener maken. Ik heb de weemoed van me voelen wegglijden, elk uur, elke dag bestendig, gelijk de vrees is heengegaan. Elk woord van je, elke brief brengen me deze zekerheid nader: “Ik heb om niets geleefd” maar om jou, voor jou, in jou, Nand.
Ik weet dat ik uit de bekentenis onzer liefde gans herboren uittreed, dat ik deze metamorfose uitstraal; is het daarom dat ik steeds “veranderd” voor je treden mag?
De weg is lang een ganse dag, zonder jou, hoe zijn al die jaren voorbijgegaan zonder jou in mijn leven; hoe heb ik mijn wilde onstuimigheid om de ijlte, nog aan elke rand kunnen remmen? Jij kwaamt op het middaguur Nand!, jij ontmoette me op de tocht naar het hoogland, ik zou het zonder jou nooit hebben bereikt, geloof me. Het is dodelijk geen droom meer te kunnen dragen wanneer we het geloof er in verloren of knaagt de eenzaamheid zelf hem verder uit? Ik had behoefte de mensen op te zoeken, met hen te praten, hoe dikwijls hing ikzelf er het sprookje rond van mijn kinderlijke verbeelding. Hoe kwam het dat ik telkens ijler van hen ben teruggekeerd. Was het mijn eigenwaan of was het “gesetzt”(3)?
Toen ik jou eerst ontmoette, acht jaar terug, in die “overmoedige droomwereld” was ik nog het kleine meisje, licht beroerbaar. Tussen de velen, bewonderde ik je met schroom: de stoere dietse Bard! Jij was de zeemeeuw verruimd van zee en wind. Wie noemde onze D.M.S. dagen “mussengekwetter”? (4)
Jaren moesten er over heen nog. Misschien ben ik niet eenzaam genoeg geweest, niet ten volle de bittere levenspijn gekend. Ik zei je reeds dat de afzonderingstijd me niet zó diep getroffen heeft. Er zijn momenten geweest, nu weet ik het klaar en duidelijk, die me terug deden verlangen naar de kleine donkere cel.. Nochtans zie je, Nand, ik hield van een feest, van een wilde dans tot ik moe en verdwaasd mezelf niet meer begrijpen kon. Ik was dankbaar en ongelukkig om een hard woord, dat me kans liet eens flink uit te huilen.
“Nand V., zit aan onze tafel” zei me Tine op de haar eigen schalkse toon (5). Ik zat voor jou, jij kende me niet, er was een wereld die ons gescheiden hield. De indruk die je me gaf, alles staat me vanavond zó klaar voor me. Je was verbitterd. Het deed me pijn. Je antwoordde zonder enthousiasme. Het ging ja bliksemsnel. Jij was voor me de Ziener, de begenadigde Zegger van een strijd waarin ik eenmaal zó heftig naïef had geloofd. Jij was voor me de gehuwde man… (geen ring!!) verlaten misschien… Weet je waaraan ik dacht? Ik zou je niet verlaten hebben, ik zou je bezocht hebben. Je geschreven al die jaren. Ja.. ik dacht aan de vrouw van je; en toen we in de late avond elkaar benaderden bleef het een pijnlijke “idylle” voor me. Ik meende te weten dat hetgeen ik op dat moment beleefde van geen tijd was en elk woord van je, elke blik wist ik toen in me vastgeklonken al trachtte ik mezelve te overtuigen dat het voorbijgaand was. Ik dierf me niet bekennen welke indruk ik op je maakte, nooit vermoedde ik dat je me zo nauw had gepeild. Neen, ik geloof je, indien je me niet herkent op de photo aan de tafel (5). Tussen het kleine meisje van ’42 en 5e oogst 50! Ik treed uit die tijd naar je toe.
(Je hebt me zoeven opgebeld het is halfacht…).
Ik had je zaterdagavond reeds geschreven ’n paar woorden, gisteren voerde ik mijn ouders naar Winge bij Finneke. Het was tamelijk laat toen we keerden. Het was ’n zware dag voor me. Ik vond het triestig dit week-end. Heb je het gevoeld? Wanneer zie ik je? Je weet dat je volgend week-end hier verwacht wordt? Daarom bleef ik haperen aan ’t telefoon daarstraks. Ik zou zó graag nog eens naar Gent glippen. De oudjes die hier glimlachend in de kamer zitten zouden niet begrepen hebben waar ik vóór dit week-end nog er op uit trek! Ik zou donderdagmorgen “omstreeks” half-tien Gent Station zijn met de wagen dus een dag met mogelijkheden! Wanneer ik hier zoals gewoonlijk 8 uur vertrek ben ik zeer goed op tijd (geval defect uitgesloten!) Verwittig je mij of het gaat?
Groet je familie zeer hartelijk van me!
Ik geloof dat ik Venus door het raam zie kijken, jij hebt hem stellig op je avondwandeling ook gegroet. Nand, ik moet je zien en voelen. Het duurt weer zó lang, zó lang.
Ik zoen je zeer innig goē nacht!

Je Liefste!


(1) “Mijn Tijdeloze!”: is een verwijzing naar “Ask en Embla” (blz 23) waar Woen, de Alvader tot Ask spreekt: “Ik geef U ‘t tijdeloze / Leven des geestes…”.

(2) “Verhaeren”: Emile Verhaeren (1955-1916), “Franstalig Belgisch auteur en een vertegenwoordiger van het symbolisme. Hij was dichter, schreef kortverhalen, kunstkritiek en toneel. Zijn werk is vertaald in 28 talen… Pas in 1927 kreeg Verhaeren zijn monumentale grafmonument in een bocht aan de Schelde te Sint-Amands.”

(3)  “gesetzt”: voorbestemd, vastgelegd

(4) “D.M.S.”: Sim verwijst naar hun eerste ontmoeting in augustus 1942 te Leuven op de gouwdag van de “Dietsche Meisjesscharen”, zie de pagina D.M.S.

(5) “Nand V., zit aan onze tafel” zei me Tine” (…) “ik geloof je, indien je me niet herkent op de photo aan de tafel” : de ontmoeting op het tuinfeest, Villa Kriekenberg, 5 augustus 1950.

“de photo”: Nand links, Tine naast hem, Sim 3de van rechts: