Dinsdag 21 november Nand 39ste brief

Gistel, den 21.11.20.

Liefste,
Het heeft mij zo gegriefd je zo pijnlijk te horen hoesten dat ik mijn brief begin met enige praktische wenken. Ik weet dat je, eigenwillig als je bent, mijn aanbevelingen zeer vermoedelijk in den wind zult slaan, maar ik schrijf het toch omdat ik mij over je bezorgd maak. Ziehier ! Als je uitrijdt, houd den wagen op een gematigden temperatuur, en laat het venster even open. Als je volop verwarmt met gesloten raam, en dan ineens de koude lucht met volledig ópen raam binnenlaat, is dat voor je gevaarlijk. Na plotse en herhaalde afkoelingen kan je praktisch niet meer aan een verkoudheid ontsnappen. Houd je borst en je keel goed bedekt, bestendig als je buitengaat, en zet knopen aan je jas – dat slordig openfladderen is zeer onesthetisch, terzelfdertijd stelt het je telkens aan gevaarlijke afkoeling bloot. Adem zoveel mogelijk langs den neus. Snuit den neus gelijk de landloper, eerst de éne kant, dan de andere – Zo trompetten overspant de vliezen en bevordert opstopping. Als je in den wind loopt, houd dan den mond gesloten en hoest nooit, of althans zo weinig mogelijk. Drink als je op ronde bent van tijd tot tijd iets warms en eet véel en stevig. Ontkleed je, ten slotte, ’s avonds in een verwarmde kamer opdat je je lichaamstemperatuur niet verliest, en slaap met een wollen sjaaltje om den hals. Zo ! Daar heb je mijn raadgevingen, doe ermee wat je wil. Ik weet dat het niet veel baat jou raad te geven en dat je eerder geneigd bent het tegenovergestelde te doen; maar bedenk goed tot wat een slecht verzorgde verkoudheid leiden kan. Zij dus ten minste voorzichtig; en als je om mijn aanbevelingen lacht, denk erom dat een verkoudheid niemand mooier maakt! (cfr. Neusje van mijn liefje!) Het spijt mij in deze omstandigheden zoveel te meer dat ik niet meer naar Brussel kan komen om je van tijd tot tijd wat op het hart te drukken. Ik zei verleden maand dat er en mirakel moest gebeuren .. Het mirakel is niet gebeurd – zoals in dit tranendal te verwachten was, en nu zit ik hier zonder cent. Nu jij wegens het verzet van je familie (!) niet meer naar hier kunt komen, begint voor ons een moeilijke tijd. Je denkt dat het lang gescheiden zijn ons dichter bij elkaar zal brengen. Ik geloof het niet. Ik heb levenservaring genoeg om te weten dat dergelijke toestanden, tenzij men heel sterk zij, op den duur vervreemding scheppen. Er treedt moedeloosheid in, elk valt in zijn eigen wereld terug en haakt naar verstrooiing – vandaar wrijvingen, misverstanden, enz. Dat alles heb ik herhaaldelijk gezien, het is mij ook uit mijn persoonlijke ervaring en ondervinding overbekend. Het zal jou, in een wereld die van mijn geaardheid weinig of niets begrijpt, zeer moeilijk zijn om op mij afgestemd te blijven – te meer daar je gauw ontmoedigd bent en een stevige helpende hand behoeft .. Het is erg jammer, nu wij elkaar reeds zo dicht benaderd waren. Mij had het zeer verheugd dat je op mijn verlangen ingegaan was en mij naar Elewijt had gevoerd. Ik stelde tot mijn spijt vast, toen ik op den trein zat, dat ik een paar takjes sneeuwbessen uit den tuin van Rubens’ Steen vergeten had (1). Anders zouden die nu hier op mijn tafel in hun heldere witheid een boodschap van ons laatste samenzijn hebben gebracht. Voor mijn venster begint het reeds aardig te winteren. Het laatste loof wordt binnengehaald, een barse wind doet de bomen beven. Het is vreemd, ik gevoel in mij geen vrees, geen opstandigheid, doch een berusting. Ik heb de zekerheid dat alles goed is. Alles wordt geregeerd door een wil waartegen wij niets vermogen, en wil die zich om onze dierbaarste hunkeringen weinig betreurt .. En ik zeg met den Oosterling: Kismeth .. Het zij zo .. (2) Hou je kloek, Liefste mijn, boven pijn en ontgoocheling, boven de vreugde zelf. Wij zijn in dit grote raadselachtige bestaan, zo weinig meester over ons eigen lot. Maar sterk zijn is hoge wijsheid.
Nand


‘1) “Rubens’ Steen”: het Rubenskasteel te Elewijt bij Mechelen. Rubens woonde er van 1635 tot aan zijn dood in 1640. Elewijt is nu een deelgemeente van Zemst, waar ook Weerde toe behoort. In september 1951 zouden Nand en Sim daar een huurwoning betrekken en er hun leven samen doorbrengen. Nand was al in deze streek terechtgekomen tijdens zijn mobilisatie in 1939-1940. Zie de pagina “mobilisatie“.

(2) “Kismeth”: “het zij zo”, zie “Kismet“: “Meaning: 1. (Islam) the will of Allah. 2. Fate, destiny, one’s lot, implying fatalism, predestination.”