Donderdagavond 2 augustus Sim 87ste brief

Brussel, donderdagavond 2/8/51.

Mijn Eeuwige Ask!
Ik duik op uit de zee! Ik zie boven mij de oneindige welving en drijf nu, (zoals Ask het Embla leerde!) zonder schroom voel ik de duikende schuimende baren aankomen want, overal zijt je naast mij, bij elke vloedgolf juichend en heerlijk nader. Eeuwig zoals eb en vloed. Ik weet niet waar de herinnering me vasthoudt; ik glij over deze laatste dagen onbewust schier vervul ik mijn taak maar mijn gedachten rukken uit naar waar jij zijt en wat rondom je hoort, de eigene sfeer .. de kerende tocht naar het gebied van water en wind.
Ik beleef een tweede en een derde maal, elke dag dit vluchtig verlof, het heeft reeds over zich de waas van het onwezenlijke, ware het niet dat het bezit ervan zich tastbaar in me heeft vastgezet en dat ikzelf de grenzen van het vreugdebesef nog verder heb verlegd, waar ik zó dikwijls reeds geloofde dat het niet verder meer kon! Was ik je ooit zó dicht geweest? Al heb ik dit vroeger reeds herhaald wellicht, toch weet ik hoeveel waardevoller deze dagen zijn. Maanden vermochten niet te verwezenlijken wat deze week ons bracht. Wat ze in ons naliet : het hernieuwde geloof, het gave vertrouwen in mijzelf. Dit is geen broos geluk, geen rukwind nog wilde storm vermag me te doen onderkomen. Ik drijf en met rustige zekere slag, ik zie je hoedend waakzame gelaat waar ligt de grens nu van water lucht van onze groeiende liefde !

Hoe dank ik je, na je telefoon van maandagavond ontving ik nog het heerlijke Ask bericht dinsdag – met de eerste bode. De verrassing van een “snapshot”. We zetten uit voor de nieuwe tocht ! Je gaat voorop : krachtige jonge God ! en of ik graag je spoor volg dat zie je toch ! Hoe heb ik je lief omdat ik je lief mag hebben. Voel je aan mij hoe je bijzijn me anders heeft gemaakt, het is jouw werk. Naast je te hebben mogen leven dagenlang is mij een godengeschenk geweest. Wij weten hoe karig ze ons met giften bedelen. Maar wat we krijgen is toch ook uitzonderlijk.
Eeuwige Ask mijn, ik drijf nog immer op de deining van de voorbije dagen, hoe moet ik je danken dat je mij naar de heerlijkheid brengt van een gebied dat ik zonder jou nooit had kunnen bereiken.
Het is goed te leven ! Leven in deze tijd waarin “Ask en Embla” uit de vurige sproke in ons geboren worden !
Ja, lieve Ask, zie hoe dapper, fier en blij ze naast je schrijdt en… bij het veilige duin
omhelst je zeer verlangend
Je Embla
1. Lieve Nand, ik schrijf ook een brief aan je oudjes. (1)
2. Ik was bij Balfoort, hij was niet thuis. Ik zal nog eens teruggaan (2)
3. Vanaf september verhoogt mijn maandwedde !!
4. Ik heb me laten geloven dat we deze maand een nestje vinden. (3) Zoen  Je Liefste !!


(1) “brief aan je oudjes”: zie de volgende brief nummer 88 van 3 augustus

(2) “Balfoort”: Maurits Balfoort (1905-1989): toneel- (en later) televisieregisseur. Regsisserde van 1942 tot 1964 bij KNS Antwerpen. Nand hoopte één van zijn toneelstukken gespeeld te krijgen.

(3) “een nestje vinden): en dat zal binnenkort gebeuren, zie Sims laatste brief van 23 augustus.


juli/augustus: foto’s van “het vluchtig verlof”:

Vrijdag 3 augustus Sim 88ste brief

Brussel, 3e Oogst 1951

Lieve Vader en Moeder Vercnocke,

Bijna een week reeds verliet ik mijn tweede thuis en meer dan ooit verwijl ik in gedachten bij U in de herinnering der verlopen dagen.
Toen ik bijna een jaar geleden voor ’t eerst de Kleine Warande betrad, werd ik er onmiddellijk thuis, hoe kon het anders, daar waar ik als eigen dochter zó eenvoudig hartelijk werd ontvangen. Het is moeilijk in woorden onze ontroering uit te drukken, maar mocht U geloven hoezeer ik U dankbaar ben om dit voorbije verlof, om al Uwe bezorgdheid, waarvan ik telkens het voorwerp ben.
Ik hoop alleszins dat Moeder volledig over de lichte ongesteldheid heen is; over de jeugdige immer bedrijvige Vader Vercnocke, raak ik hier niet uitgepraat !
Mijn familieleden, pijnlijk getroffen, om de zware slag die U trof, vragen me hun innig medevoelen over te maken (1). We waren vorige dinsdag te Scherpenheuvel en hebben in de basiliek een H Mis laten opdragen ter nagedachtenis van de dierbare Robert.
Ik hoop dat waar de Almachtige zulke pijnen overzendt, Hij ook de helende troost moge schenken.
Lieve Vader en Moeder Vercnocke, wil ook mijn dank en beste groeten over maken aan nicht Simone en kleine Erna (2). Ik zie U precies nu allen vergaderd in het intieme keukentje met het zonovergoten weideland voor het helle raampje.
Ik wou dat de goede toverfee met haar gouden toverstokje me op het hoofd tikte misschien stond ik weer in de deuropening met Nand-lief naast me! Ik zal maar niet verder dromen. Ik heb deze week reeds dapper gewerkt, het verlof gaf me meer werklust  en iedereen heeft me gezegd at ik er zó blozend-goed uitzag en…. Verdikt ! Daar is de keuken der Kleine Warande wel grotendeels schuld van!

Nog zeer dankbare innige groeten,
Simone

1. Ik vond bij mijn thuiskomst de jas van Nand nog in mijn wagen, dat hij niet vergeefs zoekt !
daaag !
Sim.


(1) “de zware slag die U trof”: Het overlijden van Robert, broer van Nand in Amerika op 21 juli 1951, zie de pagina Interview familie Nand en  Robert

(2) “nicht Simone en kleine Erna”: Simone is de dochter van Helena Boddaert, zus van Nands moeder, Erna is Simones dochtertje.

Zaterdag 4 augustus Sim 89ste brief

Brussel, 4e  Oogst 1951.

Lieve Nand,

Morgen is het de 5e Oogst. Een jaar ging over ons heen. Ik ben gelukkig je te kunnen zeggen op de vooravond van deze eerste verjaring dat ik niet had kunnen verhopen hoezeer we tot mekaar hoorden. Leed en pijn werden ons nochtans niet gespaard, en is het daarin misschien dat we nader groeiden tot elkaar, ook de opperste vreugde werd ons deel. Moest ik nu tot je komen daar in het intieme werkkamertje, het zou zeer eenvoudig zijn, ik zou bij je stilzwijgend meer vermogen uit te drukken dan ik in haperende woorden vermag. Maar ik zou je zeggen dat ik je lief had, lieve Nand, met éénzelfde hevige spontane gloed van die eerste zomernacht maar gelouterd door een jaar van lief en leed vooral, het zijn maar woorden maar ik weet dat je tot mij zeggen kunt dat het wel de moeite loont me mede te voeren naar je eigen bezit, je eenzaamheid, ik heb reeds de drempel overschreden want zó gans anders van daar uit bekijk ik nu mensen en dingen. Wat heb je me laten ontdekken, waarlangs ik vroeger onverschillig vlinderde, ik denk aan je verzen je werk, ik bekijk met liefde en trots het landschap dat je schilderde. Je hebt me zelf bekend dat mijn stilzwijgen je vroeger ontgoochelde toen je mij de doeken toonde. Ik beken je dat ik sedertdien met jou een vruchtbare weg heb afgelegd. Jij leerde mij de waarden schikken en bepalen. Ik hoorde je oordeel bij elk bezoek aan de verschillende tentoonstellingen en stilaan voelde ik het beeld in mij groeien, het was niet gemakkelijk, ik weet het wellicht besef jij het beter dan ik, het beeld waarnaar jij in mij tracht, waarnaar ik zelf zó hevig bijna moederlijk verlang, het is de “nieuwe geboorte” die jij in mij verwekt; ik weet niet of ik dit geschenk je reeds kan bieden op deze eerste verjaardag onzer beslissende ontmoeting. Aanvaard het lieve Nand, het is nog niet gans volgroeid die eerste geboorte; maar hoe ken ik reeds je ontroerende bezorgdheid je sterke-zachte armen!
We vieren deze verjaring afzonderlijk in gemeenschappelijke “eenzaamheid”, hoe lang nog? – Ik krijg om de twee dagen een lange lijst in te kijken van woongelegenheid rond het Antwerpse, tot nog toe niets voor ons – ondertussen werk ik dapper door, ook dat brengt baat bij!
Ik bericht je nog wel voor volgend week-end, hopelijk is het zonneweer er bij; vandaag is het een zeer droeve regendag en vanavond ga ik met de oudjes naar het Cirkus, zeer groots opgesteld vóór je vroegere residentie (NIR) (1). Indien het weder het toelaat vergezellen ze me morgen op een pick-nick in een landelijk hoekje en zo weet je meteen wat dit week-end voor me wordt.
Lieve Nand, in ’t geluk van deze “onze” verjaardag zoen ik je en in ’t vooruitzicht van nog meer volgende week!
Je Liefste


‘1) “vóór je vroegere residentie (NIR)”: het Eugène Flageyplein in Elsene, Brussel, met het “Flageygebouw“, waar Nand tijdens de oorlog werkte voor de radio, zie de pagina “Zender Brussel“.

Maandag 6 augustus Nand 90ste brief – zijn laatste

Gistel de 6.8.51

Liefste,

Ik moet je eerst zeggen wat een vreemde gewaarwording het mij bezorgde een brief van jou te ontvangen … op mijn papier. Nadat je mij brieven hebt gestuurd – een heel jaar lang – op velletjes van allerlei formaat en kwaliteit (rekeningen inbegrepen) vervul je eindelijk mijn onuitgesproken wens met keurig papier voor je briefwisseling te gebruiken. Indien er éen omstandigheid is die erop wijst dat er iets in “Simmeke” veranderd is, dan is het wel dit. Ik wens je geluk met dit zeldzaam initiatief. Als inzet van ons tweede jaar vrijage, doet dit gebaar het beste verwachten .. Alle gekheid daargelaten heb ik het wel graag dat je je brieven verzorgt : het geeft mij den indruk dat je het zoveel ernstiger meent, wat je schrijft. Wel heb ik nooit aan de oprechtheid van je ontboezemingen getwijfeld. Maar als jij spontaan tot zoiets beslist dan zie ik daarin een daad van zelftucht .. ten ware dat het je reinste toeval was?
Ik hoop dat jullie te Brussel mooi weer gehad hebben gister – hier zou er van een pick-nick niet veel in huis gekomen zijn. Ik had, gelukkig, doek en verf in huis, en heb mij om het weer en de wereld daarbuiten niet veel bekommerd. De Zondag heb ik altijd goed kunnen werken. De afkeer voor een dorpsstraat met brave dorpelingen, allen op hun zondags best heeft altijd mijn drang naar eenzaamheid en mijn werklust aangewakkerd. Ik heb er dan ook, gedwongen weduwnaar als ik was, een “intiem”  week-end van gemaakt en voortgewerkt aan mijn “gestoorde zonnebaadster”. Het is een ruim duinenlandschap geworden en daarin ligt een blond en bruin wezen doorgloeid met zon en wind, nors opkijkend – maar schier onnaspeurbaar – omdat haar eenzaamheid wordt gestoord. (Dit zonder toepassing op enige werkelijkheid .. )  Je zou er vermoedelijk toch wel jou armen en benen in herkennen. Misschien was het deze Ersatz die mij zo’n opgetogen week-end bezorgde ! Terwijl ik bezig was heb ik ook het hoevetje afgewerkt zodat het atelier twéé doeken rijker is geworden. Het zal, als ik ooit eens iets kan tentoonstellen, een afgewisseld zaaltje zijn. Als je nog eens komt gaan wij eens zien naar de zeeschilders in Oostende : een zon uitstralend wezen zoals mijn baadster in zo’n weids en toch sober dècor zullen wij er niet vinden, daarvan ben ik overtuigd. Herinner je de tentoonstelling van “Cercle artistique” te Oostende. Wat een beeld van aristocratische en zielsvolle stijl zou mijn duin geweest zijn onder al die onbenulligheden. Moest je zelf niet bekennen dat er “persoonlijkheid” steekt in wat ik maak – zelf al sta je er nog aarzelend tegenover?.. Het doet je misschien vreemd aan dat ik zo mijn eigen gewrochten zit op te hemelen. Dat is niets anders dan de uiting van het geloof dat ik in mijzelf hebben moèt.  Wat zou ik nog kunnen schrijven en schilderen, indien ik niet (waar zo weinigen het doen) tot het uiterste, tot het fanatieke in mijn werk geloofde? Wat is een kunstenaar die dàt niet heeft? Na korte tijd gaat hij aan nijdige bekamping en kleimoedige ondermijning ten gronde. Er zijn daarvan voorbeelden te over. Vergeef mij dus, Liefste mijn, jij ten minste die mijn vrouw bent (of zult worden binnenkort) als ik nu en dan mijzelf in de bloemen zet ! Van “bloemen” gesproken, ik ontving verleden week een brief van een zekere Truda Weckx (1), geschreven in een stijl die verbazend wel op de jouwe gelijkt – zinnen zonder werkwoord, vragende vorm voor een bevestiging e.d. Deze dame dankt mij voor de opdracht en drukt haar “weidse bewondering” voor mij uit. Zij gaat “er fier op zich een kind van Vlaenderen te noemen, waar zulke edele grote kunstenaars leven ..” Wat zeg je daarvan hé? Zij spreekt van niets minder dan “schoonheidsverrukking” ! Dàt is het woord des harten. Het lijkt wel dat de jongere generatie meer in mijn werk zal vinden dan de verzuurde azijn-drinkers op zijn Sirius ! De tijd zal komen dat er zal erkend worden, dat deze verzen, ver van levensvreemd te zijn en een vlucht, precies de harte-roerselen van deze generatie hebben uitgesproken. Maar pardon, ik ben weer het bekende liedje aan ’t zingen. Laat ik je liever danken om het mooie briefje in je sierlijkste handschrift aan mijn ouders gericht (2). Zij waren ermee opgetogen en streden om het eerst te mogen lezen! Na de eerste schok is thans de bezinning ingetreden, het na-peinzen, het ver-beelden, het klagen. Hopelijk volge het berusten en de aureool die de tijd aan alle doden schenkt. (3) Ik ben ervan overtuigd dat jou briefje ertoe bijgedragen heeft om hun gevoelens te stabiliseren en het geestesevenwicht te herstellen. Liefste mijn, daarvoor een innige zoen. Wat hebben wij met het weer “geluk” gehad ! Het is zeven uur, en ik zit hier met licht. De donder doet het huis schudden en de regen valt als lood neer op de gerst die voor mijn venster gestuikt staat. Het is mij ook zoals je schrijft : onze zonnedagen lijken wel een onwezenlijke droom te zijn geweest. Ik geloof niet dat een vacantie elders doorgebracht – op de heide bv – diezelfde “sfeer” zou gehad hebben. Voor mij zeker niet. Er is daartoe niet alleen zon, maar ook dat ruime, on-wezen-lijke zeelandschap nodig dat het gebeuren als “onaards” doet aanvoelen. Deze bedenking kwam dezer dagen tot mij in versvorm en ik schrijf hier het gedichtje over.

 Kom, Liefste, dwalen door mijn duinenland
en zalig bij de zee gezegend leven
met zomerwind en blonde zon omgeven,
bedwelmd door lome vloed en eenzaam zand.

Ontvlied de zwoele stad en ’t dwaas gewoel
van havelozen die hun ziel verloren ..
Bewaar uw ziel : de liefd’ heeft U verkoren
tot reine vreugde en tijdeloos gevoel.

Kom, bij de zuivere zee, wij zullen dwalen
voortijdlijk vrij aan de opgetogen palen
van aarde en water, waar de waan begint.

Hier zijn de kimmen koel en zonder logen,
en louter lucht en zee, het oog onttogen,
wijl open verte op dieper verten zint.

Een bizonder dikke zoen, driewerf herhaald, voor de drie brieven die je schreef… (4)         Je Nand


(1) “Truda Weckx”: een oud-leerling van Sim aan de Rijksmiddelbare School te Hasselt in 1942/1944. Zij zou alter als huishoudster enkele jaren in dienst treden van het gezin.

(2) “aan mijn ouders gericht”: zie de brief van 3 augustus.

(3) “aan alle doden”: verwijzing naar het overlijden van Nands broer Robert op 21 juli 1951 in Los Angeles, USA. (zie de pagina’s “Familie Nand” en “broer Robert

(4) “drie brieven”: Sims brieven van 2, 3 en 4 augustus.

Donderdag 16 augustus Sim 91ste brief

(opmerking: deze brief is enkel gedateerd met “augustus 1951” maar was gerangschikt na de 90ste brief. De weergegeven datum is dus een benadering afgaande op de inhoud)

Lieve Nand !

Sedert dinsdag heb ik nog een paar keer getracht het toverstukje te herhalen met de handen voor de ogen te wensen zéér geconcentreerd! en zeer intens “ik wou dat ik bij Nand was in het nadmiddaguurtje” … vergeefs.
Zoals ik vergeefs naar de bibliografie der verschillende namen zocht in de “Herder”. Sommigen ervan worden al eens niet vernoemd. Bij de andere volgt een korte opsomming van de feiten ’t is al. Misschien zoeken we met meer succes in een Nederlandsch geschiedenisboek. (“Pelgrimstocht” vond ik ook niets). We zullen zaterdag namiddag saam in de bibliotheek werken. Je zal dat wel eens zien!
Vandaag ga ik met broer en zus op erfenis uit. Ik hoop dat die zaak vlug opschiet.
Ik mag je vrijdagavond dus nog even telefonisch verwachten om te weten wanneer je toekomt.
Zeer lieve groeten aan je ouders.
Ik beantwoord je kus die om het onweer lacht!
Je Liefste


 

Donderdag 23 augustus Sim 92ste brief – haar laatste

Hasselt, 23e Oogst 1951

Mijn Heerlijke!

Ik zit dromerig vanmorgen in het verlaten hotelzaaltje (1). Je weet hoe te moede. Ik lees “de Standaard” en kom tot de ontroerende verrassing dat ze je glansrijk rehabiliteren (2). Jeugdbladzijde “Onze Nederlandse Dichters”! Ik verlang naar je aanwezigheid om het je te vertellen, ik zit voor me uit te staren, en zie je ongehoord afmattend bezig in “ons” domein (3). Je kan niet geloven hoe onwezenlijk deze Limburgse reis voor mij verloopt, de dagen zijn me ongewoon stralend … de heide bloeit … en de lucht koepelt er zich diep en beschouwend over, gedachten bestormen mij, glijden weg, het geluk maakt me zeker… en ik blijf de bestellingen niet de baas !! (1)
Ik dwing me tot berekende rust, want anders ware ik zó maar vanmiddag reeds afgereisd. Ik mocht nog nooit vroeger zóveel vreugde halen over de goede verkoop als nu. Het is middag. Nu reis ik over Borgloon, Tongeren, Nijlen, Genk, de mijnstreek terug naar Hasselt. Morgen gaat het over Beringen, Leopoldsburg, Mol en Geel naar Antwerpen. Ik zal over Weerde huistoe keren en jou en zus mede-nemen (4). Ik ben zó benieuwd en zó gelukkig! Ik voel me zó ver van alle mensen waartussen ik onophoudend bewegen moet en waarmede ik praten moet, in mij hoor ik de overweldigende hymnen, ik duizel maar ontwaak naast jou, … lieve Nand!
Ik omhels je zeer innig
Je Liefste


(1) “verlaten hotelzaaltje”: Sim schrijft deze brief tijdens haar werkzaamheden als handelsvertegenwoordigster. Soms was ze verschillende dagen onderweg en verbleef dan op hotel.

(2) “De Standaard”: (artikel nog op te zoeken)

(3) “in ons domein”: zie ook opmerking (4): Nand is waarschijnlijk al bezig met opruimingswerken in het huurhuis te Weerde

(4) “over Weerde huistoe keren”: het (huur)huis waar het gezin na het huwelijk zal wonen, zie ook de pagina “Woningen”.

Zondagavond 26 augustus Sim kattebelletje

(een kattebelletje – in 4 gevouwen – dat een “kleinood” begeleidt)

Lieve Nand!
Mocht elk uur, elk ogenblik afgemeten door dit kleinood (1), ons boven vreugde en boven pijn verenigd vinden tot ik in jou “Mijn Tijdeloze” ook tijdloos leef.
Zeer innig omhels ik je
Je Liefste

 


(1) “dit kleinood”: misschien een ring?