Zondag 15 april Nand 69ste brief

Gistel den 15.4.51

Liefste,

Het is zondagnamiddag – een vrijgezellenzondag! – en zeer rustig. De dorpelingen met voor- en nazaten, allen in pronkgewaad,  drentelen aan mijn venster voorbij en gapen mijn doen en laten na. Deze morgen zat ik een uurtje in de zon : het verzoende mij een beetje met het bestaan, daar de druilende winter mij met walg vervult. Ik ben nu al maanden van mijn wandeling door het land en langs het water afgesneden. Je weet wel de weg die wij eens samen aflegden, tot aan de brug? De aanhoudende regens hebben de wegen tot slijkpoelen gemaakt en ik ben verplicht te gaan wandelen voorbij de huizen waarachter je spiedende ogen van nijdige dorpelingen vermoedt. Nu het weer betert zijn mijn vooruitzichten ook gunstiger .. Het is vreemd, al wandelend wellen de gedachten gemakkelijker in mij op. Een wandeling ordent mijn denken en wekt associaties. Veel verzen die mij onverwacht worden “ingeblazen” werk ik af al wandelend – zonder moeite, terwijl aan de schrijftafel je veel kostbaar papier bemorst .. Heb ik je ooit gezegd dat ik het sonnetje “Ik droomde enz” (1) op een dergelijke wandeling maakte ? Je vindt er trouwens de wintervelden, het water en het riet in terug. Als de wegen wat toegankelijker worden, trek ik weer de velden in, dan vind ik wellicht het poëtisch contact met mijn liefste terug. Dikwijls benijd ik de lijsters en de merels die zo opgetogen en zorgenvrij voor hun bewonderend liefje zitten te zingen. Zelfs de meewarige uilen krijsen uren aaneen van louter vervoering .. Het is waar, zij kennen de zonderlinge gemoedsverwikkelingen niet die mensen van elkaar vervreemden. Maar dan hebben zij niet de mogelijkheid hun liederen vast te leggen – hun gefluit gaat telkens verloren. In elk geval zou ik geen merel willen zijn, al brengt mijn bek geen zanggeluiden voort.  Het is met mij zo dat ik geen versregel aan elkaar kan krijgen als de spontane gevoelsgolf mij niet optilt. Brave vrienden hebben mij meer dan eens onzeggelijk gekweld met het, goed bedoeld, bestellen van een gelegenheidsgedicht. Zij denken dat een dichter versjes “maakt”. Van de geheimzinnige influisteringen van het onderbewustzijn die je dag en nacht obsederen weten zij niets. Hoe moet je zo’n mensen gaan uitleggen dat een gelegenheidsversje “maken” een bezigheid is die hele dagen soms vergalt? Maar als dan eens de plotse ingeving je overvalt, en een volledig vers, evenals Minerva destijds – (2) gehelmd en gewapend tevoorschijn springt , dan je dat werkelijk een gevoel dat je boven het mens-zijn van de kudde verheft. Jij, die ook verzen hebt uitgegeven, zult zeker van die dronkenheid genoten hebben. Het is een vreugde waarbij al de genoegens waarvoor mensen vechten, in het niet verzinken . Leven te geven naar de geest, krachten van je ziel bewaren om ze eenmaal aan ongeborenen mede te delen : dàt is leven. En ben ik al mijn leven lang beroofd van de dingen die het leven tot een luxe maken, ik heb er nog nooit om getreurd. Liefste mijn, laten wij ons te allen tijde ervan doordringen, dat wij een onvervangbaar bezit rijk zijn dat met geen geld te koop is. Dan zal je mij van zelf zó bejegenen dat ik als een merel zingen móet!
Een kus tot vrijdag (of misschien zaterdag) ik bel Dond. op.
JeNand
P.S. Ik schreef naar de J.laan – maar verwacht er niet van.


(1) “ik droomde…”: zie het sonnet in de brief van 26 oktober 1950.

(2) “Minerva”: Verwijzing naar de godin Minerva uit de Griekse en Romeinse mythologie. “Minerva of Menerva is een personificatie van de goddelijke macht van het verstand, van de vindingrijkheid, van de menselijke geest en van de wijsheid. Als voorwerpen heeft ze een uil en een wapenrusting.” (Zie ook: “Uil van Athene/Minerva“).

Standbeeld van Minerva en haar uil te Dijon (Wikimedia):

Maandagavond 16 april Sim 70ste brief

Brussel, maandagavond 16-4-51.

Lieve Nand!

Het is een ongewoon rustige avond na een drukke dag. Ik zit hier alleen, wat zelden voorvalt!. De ijverige kaartspelers zijn uithuizig. Finneke houdt het nog steeds vol met haar verbijsterende ververij aanleg. Nu ik vader moederlijk in bed toedekte kreeg ik eindelijk een kalm avondje. Kan ik je zeggen hoe je brief (wiens achterwege blijven gisteren en vanmorgen me haperend piekeren deed!) me rouwmoedig en uitbundig terzelfdertijd verraste. We kwamen omzeggens samen toe, omstreeks half-zes .. de avondpost .. en dit schrijven kwam nog zó vers van je, nog maar pas vanmorgen te Gistel gestempeld. (1) Het gaf me plots dit gevoelen dat je heel dicht hier was, zó dicht gelijk ik je zaterdag ’n hele dag heb verwacht en me moeite deed een redelijk gesprek met me zelf te voeren.
Ik heb je gisteren met de zon in ’t zeil in “De Haan” gedacht of toch ergens dolend langs de eerste warme duinen en ondertussen zou ik de sportieve leden der familie naar de aankomst “Parijs-Brussel” (2) brengen. Je weet ongeveer hoe zo’n namiddag er uit ziet!!
Vanmorgen ook blekte het wagentje over de baan weg, maandagmorgen. Wanneer is het ons gegund door dergelijke stralende lentedag heen ook ons dronken te dromen. Hoe een mens herleeft in zo’n dag. Ik denk op je landelijke wandelwegen die nu wel vlug gaan uitdampen. Je zal verwonderd opkijken hoe ik je zal voorafgaan op je lange wandelingen! “Al zeg ik het zelf”.
Lieve Nand deze week bracht je dus wat “zaad” toe (3). Je ziet dat Mr. V. M. gereageerd heeft op je ongeduld. Ik verwachtte ook reeds de ganse week het bizondere bericht V.k.V.C. We zullen dan maar ijverig de hoogaangeschreven deugd des Gedulds beoefenen of wordt het reeds een gewoonte en worden de verdiensten bijgevolg bitter klein!
Ik hoop je vrijdag reeds te verwachten, waarom suggereer je die zaterdag tussen de haakjes? Ik bereid het nieuwe bureauplaatje zeer gezellig voor. Zo hebben we het ook eens rustig. Dit week-end wordt het “slavenwerk” tot een minimum herleid, kwestie nog van dat trapje! –
Heb jij bij je boeken daar geen jeugdwerk voor een jongetje van +/- 8 jaar. Of wat raad je me aan, ik wil aan het zoontje van een kliënt een boekje ten geschenke geven, een verhaaltje, geïllustreerd bij voorkeur.

Het is dinsdagmorgen geworden. Zo-even belde Mr Peters me op om je te vragen of je geen romanuitgave beoogt?, van de uitgeverij “Klauwaert” uit Leuven meen ik (4). Ik heb geantwoord je te verwittigen.
Lieve Nand, de reis gaat naar Turnhout vandaag, de zon zit weer ijverig in de lucht. Ik zoen je voor een hele goedgevulde dag en verbeid met ongeduld dit week-end dat goed zal zijn.
Je Liefste


(1) “pas vanmorgen te Gistel gestempeld”: de Post werkte toen blijkbaar sneller dan vandaag!

(2) “Parijs-Brussel”: De wielerwestrijd “Parijs-Brussel” op 15 april 1951, nu omgedoopt tot “Brussels Cycling Classic”. De winnaar toen was Jean Guéguen.

(3) Met “zaad” wordt hier ‘inkomsten’ bedoeld.

(4) “Klauwaert”: Uitgeverij (en Boekengilde) “De Clauwaert”, opgericht in 1948 door Willem Vanden Eynde e.a.  De uitgeverij werd opgericht om, in aanvang, het werk van Filip De Pillecyn te kunnen uitgeven. Deze werd er later bestuurder.
(zie: “Ludo Simons, Het Boek in Vlaanderen sinds 1800, Een cultuurgeschiedenis”, Lannoo, Tielt, 2013, p. 163).

Woensdagmiddag 18 april Sim 71ste brief

Woensdagmiddag  (april ’51) (*)

Lieve Nand,

Vanmorgen was ik persoonlijk dank zij Martje Cloet (**) op het ministerie zelf bij de kabinetschef die al bij de eerste verwikkeling betrokken was.
Ik kan echter niets definitiefs berichten, dan dat Simone zich niet voorbarig alarmeert al begrijp ik de ontgoocheling! Ik gaf de inlichtingen af en Mr. R. zal me hier bericht laten geworden (Hij deed je hartelijke groeten ook!) Er zal dus zeker geijverd worden opdat die zaak ten beste afgehandeld wordt. Je begrijpt evengoed dat een dossier dat nu eenmaal in een commissie verzeilde zó maar niet de scheurmand in kan. Hij sprak over een “tegenspraak” er moest toch over gehandeld zijn vermits het dossier ogenblikkelijk beschikbaar was. Hopelijk weet ik meer bepaalds einde der week.
Zeer lieve groeten aan de familie !

Zoen !
Je Liefste


(*) Er stond geen exacte weekdag vermeld op deze brief, maar hij is in de map wel geordend na de vorige van 16 april en voor de volgende van 11 mei.
Over welke “zaak” het hier gaat is onduidelijk.

(**) Martje Cloet is een vriendin die samen met haar echtgenoot ook op de “eerste foto samen” staat bij de tuinfeest ontmoeting op 5 augustus 1950 in Villa Kriekenberg (eerste van rechts):