(Facebookpagina: “Raratonga“)
Opmerking: op 6 juli 2023 is het 400 jaar geleden dat zusters Benedictinessen uit de Abdij Ten Putte, Gistel, naar Brugge moesten vluchten, waar ze hun intrek namen in de Sint-Godelieve abdij. Deze verjaardag wordt gevierd met talrijke feestelijkheden, o.a. een voettocht in het spoor van de zusters: “Belevingstocht: Weg van de Zusters”. Je kan er hier alles over lezen.
In dit hoofdstuk ook een fragment uit de jeugdherinneringen van Nand waarin hij vertelt hoe hij als kind ook enkele keren een voettocht maakte naar de Abdij Ten Putte. Een onvergetelijke ervaring voor hem, want dit zal voor hem de aanleiding zijn om later een toneelspel te schrijven over Sint-Godelieve-van-Gistel. Dat werd voor de eerste keer opgevoerd in 1955.
Nand was toen ook voor de tweede keer vader geworden: op het ogenblik van de opvoering was ik 2 maanden oud…
Augustus 1955.
Programmaboekje (de tekening is van Nand):
Heel wat ‘hoogwaardigheidsbekleders’ en bekende namen in het “Ere-Komitee”:
Foto’s:
Op de achterzijde: “St Godelievespel Gistel 1955 opgevoerd voor 10.000 toeschouwers”
Recensie in het tijdschrift “West-Vlaanderen”, Jaargang 4, nummer 6, 1955:
“Het openluchtdrama ‘Godelieve van Gistel’
IN het tijdschrift West-Vlaanderen een nabeschouwing te mogen geven over de schitterende vertoningen van het openluchtdrama ‘Godelieve van Gistel’ is voor ons een dankbare vriendenplicht. Zonder overdrijving mogen we hier schrijven dat het Vlaamse publiek een triomfantelijke hulde heeft gebracht aan de auteur Ferdinand Vercnocke en aan de scheppende, strikt persoonlijke regie van Remi Van Duyn. Ook kunstschilder Arno Brys past bij dit prachtig duo, want hij heeft een decor met ruime speeldimensies ontworpen. Alle lof verder aan het inrichtend comité van Gistel en aan de uiterst bewonderenswaardige spelers van de liefhebbersvereniging ‘De Gulden Toren’.
Ferdinand Vercnocke synthetiseerde de intrigue van Godelieve’s leven in twintig filmische beelden. Zoals de regisseur zijn taferelen sober afstemde op het benaderen van een werkelijk gebeuren, zo had de schrijver vooraf, weliswaar steunend op het verhaal van de volksoverlevering, zijn ‘Godelieve van Gistel’ geschreven naar het getrouwe verhaal van een smartelijk mens. In dit werk geen té literaire knepen, wel een streven en slagen van preciese reconstructie, vooral bij tegenstellingen. En een verwoording, die klaar en onbewimpeld de doodgewone toeschouwer aangrijpt.
In het spel te Gistel schept Van Duyn de ruimte door het omringende landschap in het actieterrein te betrekken, door volume te geven aan de minste handeling van de hoofdacteurs! Te Gistel werd een bij zonder evenwicht bereikt door het eensgezind beleven bij alle medewerkers en hier moet ook de rol van de muzikale combinatie van Marc Liebrecht geloofd worden. Hij heeft met een diep kunstenaarsgevoel een onderlijnende muziek gepresteerd, die nimmer de luister van het woord en de handeling aantastte.
De spelers van ‘De Gulden Toren’ onderscheidden zich bij de vertoning door een zeer gelukkig aanpassingsvermogen. We zijn niet blind voor het onderlinge verschil van tempo, voor physische tegenstellingen, voor een beetje te jeugdige stemmen, maar dat alles doet niets af aan de buitengewone prestatie van die mensen.
De hoofdrol, vertolkt door Mej. Lisbeth Yperman haalde het door de volharding in de zware opdracht: geen verzwakking, geen onnatuurlijke pose, eerder af en toe een subtiele schroom. Bertolf (August van Sevenant) en Iselinde (Suzy Decleer) zorgden voor een spannend licht- en schaduwspel inzake gemoedstegenstellingen. Bertolf en Iselinde gaven op de meeste ogenblikken de indruk dat zij heel sterke spelers zijn. August Van Sevenant zal, een blijvende Bertolffiguur worden, terwijl Suzy Decleer reeds nu mag beschouwd worden als één der voornaamste actrices van onze provincie. Deze jonge dame beschikt over een gezichtsmimiek, die minutieus harmoniëert met haar woorden en gebaren, voor de toneelliefhebbers een genoegen op zichzelf.
De twee beulen Lambrecht en Acke (hh. René Willaert en Frans Verschingel) toonden een plastisch en ideaal samenspel dat, afzonderlijk bezien, een beroepsles in toneel leek. Hulde ook aan Ripsim (Mej. Simonne Boddez), die in haar rol van aanhalige deerne op het laatst puik in de volwassen, teleurgestelde vrouw metamorfoseerde. Citeren we nog Wilfriede (Hilda Dermul) en de kleine Edith (Maria Van Roose).
De naam van dit kleine, goede stadje in West-Vlaanderen moge zijn artistieke toekomst omlauweren!
Op zaterdag 19 augustus 1995 was er een herdenking van de voorstellingen van 1955 en 1960. De tekening links is ontworpen door Jos Speybrouck, die ook de kostuums ontwierp voor het spel. Hij wordt ook vermeld in het programmaboekje hierboven. Sim (Nands echtgenote en mijn moeder) bewaarde het aandenken in haar dagboek:
Notitie van Sim over deze dag: “Gistel vertrek 9u. Naar Oostende. Graf pappie (=Nand). Ontroerende herdenking. Mooi en triest. Terug 7u.”
En twee dagen later: ” heet. tekst voor rede Jetje overgeschreven (= “Jetje”: zie hoofdstuk met Jetje Claessens) goed geslapen maar nog overrompeld door de herinnering van “Het Godelievespel” – weemoed – weemoed“:
In zijn “Jeugdherinneringen” beschrijft Nand hoe hij als klein jongetje aan de hand van een tante (zus van zijn moeder) op bedevaart ging naar het heiligdom van Sint-Godelieve:
“Toen wij, neven en nichtjes, op bedevaart togen naar het heiligdom van de H Godelieve van Gistel wist ik nog niet dat mij later uit deze ervaring een levensecht beeld van de voorgeschiedenis der kust zou oprijzen, hoe de gestalten die wij hier in de argeloze vanzelfsprekendheid van het sprookje leerden kennen, ooit eens in mijn Sint Godelievespel zouden levend worden. De tante die ons op deze uitstappen begeleidde was een van die zeldzame van nature uit begaafde vrouwen die veelal zelf hun gave nauwelijks beseften – zij kon onderhoudend en aandoenlijk vertellen en niet zelden zaten wij kinderen aan haar voeten gespannen te luisteren. Zij droeg een onuitputtelijke schat sprookjes en daarnaast volksspreuken en wendingen in zich, zodat de bedevaart naar Gistel ook een werkelijke bejegening van de heilige en haar harteloze omgeving beduidde.
Het Heiligdom Ten Putte ligt in het open vergezicht van het kustland. Men toont u het putje waar de beulen de heilige in dompelden nadat zij haar hadden gewurgd en welks water een heelmiddel tegen keelpijn heet te zijn. In die tijd was er nog geen prozaïsche betonweg – wij trokken langs een schilderachtige en keurige kiezelwegel tussen tuinen en tarwe velden door, voorbij de boom waar Godelieve verscheen en de knecht de in de hemel gemaakte hemden ter hand stelde. Met schroom daalde ik de treden af die naar de onderaardse kerker leidden waar de gevangene haar eten door een raampje in de dikke muur aangereikt kreeg…
Later zou ik vaststellen dat de kerker meer als een schilderachtige bijzonderheid dan als een waarheidsgetrouwe voorstelling diende opgevat – vermits de kronieken zelf getuigen dat Godelieve elke morgen het volk van de hoeven ging wekken – de hoeve nu blijkt op zekere afstand van ’t Putje te hebben gelegen. Wel werden in de jongste jaren op de trap bij de kapel een dikke laag as gevonden, vermoedelijk de plaats waar Bertholfs (houten) burcht eenmaal stond.
Hoe ook het huwelijk van en de jarenlange kruisweg van Godelieve van Gistel zou geen geschiedenis geworden zijn was hier niet omstreeks de jaren 1000 een Skandinaafse Viking, Siegfried de Deen, ontscheept die de hele streek tussen Gistel en de zee aan zijn macht onderwierp. Hij moet een aanzienlijke heer zijn geweest – vermits hij ’s graven dochter ten huwelijk kreeg zodat zijn zoon Bertolf de voorspraak van de graaf zelf Boudewijn voor zijn huwelijk kon inroepen. Aldus kwam zijn huwelijk spoedig tot stand met Godelieve van Longfort in Zuid-Vlaanderen, een huwelijk uit hetwelk de jonge echtgenote als martelares de geschiedenis zou ingaan.
De nare indruk die de kerker van de heilige en het sombere Putje maakten werd evenwel op echt Vlaamse wijze uitgewist door de koffie met rozijnenbrood die wij in de witgekalkte refter van het klooster kregen voorgezet. Aan deze laatste omstandigheid is het wellicht te danken dat dergelijke bedevaarten bij ons kinderen zo zeer in trek waren…”
Levensbeschrijving Wikipedia:
“De heilige Godelieve van Gistel (Londefort-lez-Boulogne (nabij Wierre-Effroy), circa 1049 – Gistel, circa 1070) was een Vlaamse heilige.
Godelieve, afkomstig uit het slot Londesvoorde nabij Wierre-Effroy, in de buurt van Bonen (Boulogne), dochter van Hemfried, heer van Wierre-Effroy was uitgehuwelijkt aan Bertolf, zoon van de kasteelheer van Gistel, die haar nog op hun bruiloft verstootte. Godelieve werd, mede onder impuls van haar schoonmoeder, door haar schoonfamilie mishandeld, uitgehongerd en zelfs gekerkerd. Godelieve kon ontsnappen en nadat haar vader ermee gedreigd had om Bertolf en diens familie over te geven aan de autoriteiten, deden zij alsof zij tot een ander inzicht waren gekomen en keerde Godelieve terug, maar kort daarop werd zij gedood. Zij werd in een poel geworpen, nadat zij door Lantbert en Hacca, twee knechten van Bertolf, was gewurgd met een halsdoek.
Godelieve werd daags na haar dood in de kerk van Gistel begraven. Nog steeds is de rechterbeuk van de kerk in Gistel, de Godelievebeuk, volledig aan haar gewijd.
Een tiental jaar na haar dood schreef de hagiograaf Drogo, een monnik van de abdij van Sint-Winoksbergen, met grote nauwkeurigheid de “Vita Godeliph” (Leven van Godelieve). De Vita werd later aangevuld met bijzonderheden en mirakels, onder anderen door de zogenaamde Anonymus Ghistellensis, vermoedelijk een monnik van de Sint-Andriesabdij.
Godelieve had steeds haar huwelijk willen redden en bekommerde zich ook altijd om de armen en verschoppelingen. Na haar dood begon het volk haar weldra als een heilige aan te roepen en Bertolf kwam tot inkeer. Hij trok op boetebedevaart naar Rome en ging een tweede huwelijk aan met een zekere Ripsim.
Uit zijn tweede huwelijk kreeg Bertolf een blind dochtertje, Edith. Het kind werd genezen door de ogen te wassen met water uit de poel waarin het lijk van de gewurgde Godelieve was geworpen. Bertolf bekeerde zich nu oprecht en ging op kruistocht en werd monnik in de abdij van Sint-Winoksbergen. Zijn dochter richtte in Gistel een klooster op, de Abdij Ten Putte.
Op 30 juli 1084 werd Godelieve door de bisschop van Doornik, Radbod II, heilig verklaard. Op deze plechtigheid in de kerk van Gistel, waren hoogwaardigheidsbekleders aanwezig zoals gravin Geertruida van Saksen, echtgenote van graaf Robrecht de Fries, de abt van Sint-Winoksbergen en talrijke geestelijken.”