Filip De Pillecyn (1891-1962) was een Vlaams schrijver. Zijn bekendste boek “Monsieur Hawarden” werd in 1968 verfilmd door Harry Kümel. Bekend is ook zijn roman “De Veerman en de Jonkvrouw”, waarover later meer.
Bij Sims eindexamen (1939) voor het diploma “Letterkundig Regentes” was De Pillecyn voorzitter van de examenjury. Dat valt te lezen in volgende anekdote uit haar memoires:
“Toen ze bij haar eindexamen voorgezeten door de prins der Nederlandse Letteren Filip de Pillecyn het gedicht voordroeg over de zee uit “Het Bergmeer” met de passage erin die ze zelf niet goed begreep: “… gestrekt als een schaamteloze vrouw en naakt als een schuldeloos kind…” , had de voorzitter wel even verwonderd gekeken.”
Het aangehaalde fragment komt uit een gedicht van Karel Van de Woestijne uit de bundel “Het huis van den dichter”, en daarin de cyclus “III Het huis aan de zee”., het eerste gedicht [“Tot uw eeuwige lijne gekomen”], vierde strofe:
Tot uw eeuwige lijne gekomen;
tot uw eeuwigen drift bereid;
met ons diepst-bewogene droomen
en den kalmen trots van ons spijt;
en open voor alle troosten,
en dankbaar voor elken smart:
zoo staan we voor ‘t goud van uw oosten
en voor ‘t grimmende wester-zwart.
Zoo, onder het kleed onzer wanen,
de borst van ‘t leven doorkrauwd;
op ons lippen ‘t zout onzer tranen,
maar in ‘t harte úw voedende zout,
Zee van brooze golve-gebouwen
en sterk van nálevenden wind;
gestrekt als een schaamtlooze vrouwe,
en naakt als een schuldloos kind;
o Zee, die in aarzlenden morgen
te wachte’ en te wijlen ligt,
in uw schoot de stormen geborgen,
en uw wezen bleek in het licht:
zie, we zijn tot uw leven gekomen,
in den angst van onze eeuwigheid;
met ons diepst-bewogene droomen
en den kalmen trots van ons spijt…
Uit de intekenlijst van Sims bundel “De Dagtocht” blijkt dat ze hem een exemplaar opstuurde (zie: nr 94):
In mei 1941 wordt De Pillecyn benoemd tot bestuurder van het Middelbaar Onderwijs. In die functie is ook een brief bewaard (27 augustus 1942) waarin De Pillecyn de aanstelling van Sim goedkeurt in de Rijksmiddelbare meisjesschool (RMS) te Hasselt:
“27 augustus 1942
Mijne heren,
Ter bevestiging van mijn schrijven van 20 dezer aan Mevrouw de Bestuurster heb ik de eer U te laten weten dat Mej. WOLFS, Simone, gediplomeerde letterkundige regent, oud-waarneemster bij de Rijksmiddelbare school te Mechelen, aangesteld heb als waarnemende regentes aan Uw inrichting. Zij zal dit ambt vervullen ter vervanging van Mej. VANDER- VELPEN, Maria, aan wier opdracht een einde wordt gemaakt.
Mej. WOLFS Simone werd uitgenoodigd na het Zomer- verlof haar ambt te aanvaarden. Zij zal voor haar tijdelijken dienst, een niet aan kortingen onderhevige vergoeding genie- ten, berekend op het bedrag van een jaarwedde van 18.000 fr. Deze vergoeding zal door mijn zorgen uitbetaald worden.
Een afschrift van den onderhavigen brief zal aan de betrokkene overgemaakt worden door bemiddeling van het hoofd der instelling, dat mij den datum van haar indienst treding zal doen kennen.
Voor den Secretaris-Generaal
Directeur M.O.
F. De Pillecyn”
Uit de brief blijkt dat Sim daarvoor als “oud-waarneemster” aangesteld was in de RMS Mechelen. Voor het volledig parcours van Sim in het onderwijs tussen 1939 en 1944 zie het hoofdstuk “Sim als leerkracht” of de inhoudstafel.
Sim zal de job in Hasselt uitoefenen tot de zomermaanden van 1944, omwille van de nakende bevrijding in september. Ze verbleef er op kamers. Bij haar proces vernam ze tot haar verbazing dat haar huisbazin de moeder was van twee weerstanders. Tijdens deze periode was ze ook geen lid meer van de Dietsche Meisjesscharen. Op woensdag 6 september wordt ze voor een eerste keer aangehouden. Daarna zal het nog tot 1959 duren vooraleer ze opnieuw als leerkracht in het onderwijs terechtkan, omwille van haar veroordeling.
De Pillecyns roman “De Veerman en de Jonkvrouw” speelt ook een prominente rol in de liefdesbriefwisseling tussen Sim en Nand (1950-1951).
Het monument in Hamme (geboorteplaats van De Pillecyn) dat naar het boek verwijst:
+ Brief nr.40 van Sim, 22/11/1950:
“ps: Ik las ’n paar bladzijden uit “De Veerman en de Jonkvrouw” … “ik draag eveneens herinneringen mee van uren die niet wederkeren” !”
+ Brief nr. 41 van Sim 25/11/1950
“Straks zal ik even de stad inlopen om deze brief te posten wanneer ik je anders levendig begroeten zou ! Ik zend je met dezelfde post het jongste werk van de Pillecyn. Je zal het lezen bij je haardvuur morgen. Kon ik er bij je toeven, bewust.
Je Liefste”
+ Brief nr.44 van Nand, 4/12/1950:
“Eigenlijk valt het nog goed mee dat je De Pillecijn’s boek hebt opgestuurd – daaruit is mij ten slotte het beeld van de veerman opgerezen ! Zie je hoe jij mij kunt “voeden”? hoe jij actief aan mijn werk kunt deel hebben, ja de vonk slaan waaruit de vondst als een schoon vuurwerk openspettert? (…)
P.S. Morgen 5 December zet ik den veerman in de verf. Prosit!”
Met “het beeld van de veerman” bedoelt Nand het schilderij waaraan hij werkt. Onderstaande versie is van later (1957, olieverf op doek, 115x80cm). Het is een verwijzing naar Sint-Kristoffel als Christusdrager.
Haar antwoord (nr. 45 van 12/12/1950) op deze brief neemt het beeld over:
“Veerman mijn!
Ik heb gewacht tot iedereen ter ruste was om met jou te komen spreken, met jou alleen. (…)
Ik draag reeds het beeld van de veerman met me mee, ik vermoed de lijnen en kleuren zoals jij ze me voorhield en zoals ik ze in je werk steeds opnieuw zal ontdekken. De veerman en de veerboot met het stoere aardsonttogen gelaat stroomafwaarts gekeerd naar de vrije zee vanwaar hij kwam waarheen hij wil al blijft hij de veerman bij het veer met dit verlangen en zijn grenzeloze eenzaamheid, die niemand vermag te peilen.
“Ik heb noch vrouw noch vrienden, zoon noch meid,
om mij is nood en heilige eenzaamheid”
Ik hoor jouw lied, Nand, Veerman mijn!; er is een vreugde naast de pijn gerezen, mocht ik je steeds beter, steeds volkomener benaderen en de nood kunnen milderen om jou. Je weet hoe ik je liefheb. Bij een jarig zijn horen vrome en heilzame wensen. Mocht dit mijn begenadigde wens zijn !
Ik zoen je zeer innig, Kon ik bij jou zijn !
Je Liefste”
Het citaat met de versregels komt uit een gedicht van Nand “Bij Rembrandt’s Man met de Helm” (zie de brieflink). “Bij een jarig zijn” verwijst naar Nands verjaardag, twee dagen later, op 14 december.
De Pillecyn en Nand hebben trouwens ook een geschiedenis samen, zie de pagina’s “Dichterreis doorheen het Duitse Land” en “Europees Jeugdcongres Wenen“.