Uit de scriptie “Ferdinand Vercnocke als boegbeeld veroordeeld” (Tibau, 2019, pp. 20-21):
In het Rijksarchief te Brussel wordt een lijvig dossier bewaard met betrekking tot Vercnocke Ferdinandus. Het omvat een administratief dossier, een moreel dossier en een arrestdossier. Ze zijn niet vrij te raadplegen, ook niet door nabestaanden, omdat ze deel uitmaken van het dossier Volk en Staat en bijgevolg informatie bevatten over alle betrokkenen bij het proces – ook zij die vrijgesproken zijn. De privacywetgeving geeft daarom enkel toestemming tot inzage voor wetenschappelijk onderzoek. Bovendien, zo stelt het College van procureursgeneraal, blijkt uit artikel 634 van het Wetboek van Strafvordering ‘dat eerherstel inhoudt dat de in eer herstelde voortaan beschouwd wordt als niet veroordeeld, reden waarom ook tot deze dossiers geen toegang wordt verleend’ (6)
2.1 Administratief dossier
In de map met het administratief opvolgingsdossier van het auditoraat-generaal is de voortgang te volgen, van Vercnockes aanhouding op 15 september 1944 in Gistel tot het eerherstel verleend op 3 januari 1964. Elk stadium van gevangenschap, verzoeken tot inzage van zijn dossier, veroordeling en beroep, verzoek tot genade en de afwijzing daarvan, en uiteindelijk de voorwaardelijke en definitieve invrijheidstelling is hier gedocumenteerd.
2.2 Moreel dossier
De map met het moreel dossier van de penitentiair antropologische dienst bevat beknopte, gunstige psychologische rapporten over Vercnocke in gevangenschap en een verslag van een onderzoek op 12 april 1956. Op dat moment was de dichter definitief in vrijheid gesteld, gehuwd en vader geworden van twee kinderen. Een medewerkster van de penitentiair antropologische dienst onderzocht de situatie van het gezin Vercnocke in Weerde op materieel en moreel vlak, met het oog op strafvermindering die zou kunnen leiden tot het herstellen van burgerrechten. Dat advies was negatief, omdat Vercnocke niet voldeed aan de voorwaarden: hij verrichtte enkel artistieke bezigheden en had op dat ogenblik nog steeds geen stabiel inkomen. In het rapport wordt hem een gebrek aan realisme verweten. (7)
2.3 Arrestdossier
Een grote archiefdoos bevat Vercnockes arrestdossier uit het proces Volk en Staat voor het Krijgshof van Antwerpen. In twee vuistdikke mappen is het vooronderzoek terug te vinden. Er werden processen-verbaal verstuurd om belastende documenten en publicaties van Vercnocke in oorlogstijd te vorderen. De eerste map bundelt eigen uitgaves, Onze Adelbrieven en Vlaanderen in Nood, vergezeld van brieven aan uitgeverij Steenlandt over de redactie en publicatie ervan. Verder zijn er vooral artikels, gedichten, liederen, reisverslagen en vermeldingen, per boek of tijdschrift waarin ze zijn verschenen. Het gaat om de tijdschriften Volk en Staat, DeVlag, De SS-Man, Kulturdienst, Wille und Macht, Laagland, De Nationaal-Socialist en Volkskamp. Er zijn voorts ook bundels van DeVlag, het VNV en de Blauwvoetvendels waarin liederen van Vercnocke werden opgenomen, en de bundel Das Flämische Kampfgedicht, uitgegeven door Wies Moens,met enkele gedichten van Vercnocke. Ten slotte is er de brochure Ik was in Katyn!.
De tweede map bundelt de rest van Vercnockes bijdragen in de krant Volk en Staat. Daarnaast bevat map 2 de processen-verbaal van vier verhoren, maar ook de bevelen tot en verslagen van huiszoekingen, een rondvraag bij omwonenden van Vercnocke in Elsene (8) en in Gistel bij zijn ouders en een navraag bij de burgemeester van Gistel. Er blijkt ook een uitgebreid rapport te zijn van een onderzoek naar Vercnockes activiteiten bij het Nationaal Instituut voor de Radio-omroep (NIR) van 1940 tot 1943, dat onder de Duitse bezetting omgedoopt was tot Zender Brussel. Tot slot bevindt zich in map 2 het officiële vonnis in het proces Volk en Staat, uitgesproken voor de krijgsraad van Antwerpen op 30 januari 1946. Het 22 bestaat uit een lijst van alle 37 beklaagden, de gezamenlijke betichting, verzachtende omstandigheden, een opsomming van de burgerlijke partijen (de Belgische Staat, Drukkerij Excelsior en uitgeverij Ontwikkeling7) en alle straffen en schadevergoedingen die werden bevolen.
Noten:
(6) Brief van advocaat-generaal L. Ver Elst-Reul in naam van het College van procureurs-generaal aan Rombout Vercnocke (zoon van Ferdinand Vercnocke) op 1 juli 2016, als reactie op zijn verzoek tot inzage (zie bijlage 1, p. 125-126)
(7) zie de pagina “1956 Gezinssituatie: rapport sociale inspectie“.
(8) “Elsene”: plaats waar Nand verbleef van 1941 tot 1943 tijdens zijn werk bij Zender Brussel aan het Flageyplein (de door de Duisters bezette N.I.R -Nationaal Instituut Radio), zie betreffende pagina met o.a. een bijdrage over zijn hospita daar.
Alle betreffende strafwetsartikels kunnen hier geraadpleegd worden.