Dit zijn brieven die ontstaan zijn in 1947 en 1948 in gevangenschap. Waarschijnlijk op vraag van het Welfare tijdschrift “Het Klein Kasteel” dat in de interneringscentra verspreid werd en volledig geschreven werd door de gevangen (na goedkeuring door de censuur). Zie bv hier: “Interneringskampen na WOII” (ADVN):
De schrijver ( Nand) richt zich hierin tot een kind, Patricia, met de bedoeling haar enkele levenswijsheden mee te geven.
Op de kaft staat geschreven: “krabbels in de cel om de tijd te doden”, bijgevoegd is ook een handgeschreven boodschap waarin Nand aan de ‘criticus’ vraagt de “dichter genadig te zijn”. Het is onduidelijk wanneer beide bedenkingen zijn toegevoegd, waarschijnlijk achteraf, na vrijlating. De vermelding “krabbels om de tijd te doden” zou er dan kunnen op wijzen dat hij afstand neemt van deze bladzijden, of die meer als een soort ‘spielerei’ ziet. Toch geven ze inzicht in zijn denken. Zie ook de afbeeldingen hieronder.
Overgeleverd zijn twee soorten brieven: drie uitgetikte brieven, één met hoofding “Brief aan een kind” (7blz.), de eerste brief en twee met hoofding “Tweede brief” (12blz.) en “Derde brief” (8blz.). Hierin enkel levenswijsheden voor het kind die Nand belangrijk vindt.
De na te streven waarden zijn conservatief te noemen, zeker wat betreft de plaats van de jongen, resp. het meisje in de maatschappij.
Verder zijn er ook nog twee handgeschreven brieven: één van 12blz. die de geschreven weergave is van de eerste uitgetikte brief met twee fragmenten die niet in de uitgetikte versie voorkomen. Deze fragmenten zijn waarschijnlijk weggelaten omdat ze iets vertellen over de persoon en toestand van Nand. De tweede handgeschreven brief (12blz.) is onvolledig. Deze laatste vertelt het verhaal van de jeugd van Nand, van bij zijn geboorte tot de eerste jaren in de lagere school in Engeland (tot ongeveer 1919), op de vlucht voor het geweld van de Eerste Wereldoorlog. Een langere versie hiervan (middelbare school te Oostende en studentenjaren in Leuven: 1919-1932) is te lezen in het menu “Jeugdherinneringen“.
Het manuscript van de brieven is in sierlijk handschrift geschreven en begint met een groot getekend initiaal:
Samengevat:
In de eerste brief beschouwingen over “de ziel van het gelaat” (ogen, blik, mond, neus, lippen…), het verschil tussen jongen en meisje, en en weggelaten persoonlijk fragment over de dichtkunst, de dichter zelf en het onbegrip waarmee hij te kampen heeft.
De tweede brief behandelt de invloed der seizoenen op een mensenleven.
De derde brief gebruikt de aanblik en impact van de sterrenhemel en het heelal als leidraad en baken voor de jeugd en het belang van de moeder in de opvoeding.
De vierde brief bestaat enkel in handgeschreven versie en dateert van Kerstmis 1948 in gevangenschap (Interneringscentrum Merksplas). Zoals hoger vermeld richt Nand zich tot Patricia en vertelt haar over zijn vroegste jeugd, een uitgebreide versie hiervan geschreven in 1959 vind je hier, daarin meer duiding bij bepaalde politieke keuzes.
Veel van de ideeën, kunstvoorkeuren, opvattingen en (maatschappelijke) standpunten kan men later ook terugvinden in de Liefdesbrieven.
Uit de spelling van de brieven blijkt dat de handgeschreven versies de oudste zijn: De uitgetikte brieven hebben een modernere spelling, maar hebben nog de naamvalvariant.
Er bestaat ook nog een brief van het I.C. (= Interneringscentrum) Klein Kasteel te Brussel, gedateerd op 27 augustus 1949 en met censuurstempel van 31 augustus (zie infra) waarin gemeld wordt: “Uw artikel ‘Brief aan Patricia’ zal verschijnen in het nummer voor de maand September van ons maandblad “Het Klein Kasteel”. Zodra dit nummer van de pers zal komen – denkelijk volgende week – zal er u een exemplaar worden toegestuurd”.
We zouden hieruit kunnen opmaken dat enkel het uitgetikte manuscript gepubliceerd werd, zonder de ontbrekende fragmenten, omdat die laatste te persoonlijk waren, of althans niet anoniem genoeg en verwijzen naar de volgens Nand onterechte en onmenselijke toestand van de gevangenschap.
Of er nog publicaties van Nand verschenen na september 1949 in dit tijdschrift (zoals in de brief gevraagd wordt) is weinig waarschijnlijk, vermits hij op 15 september 1949 werd vrijgelaten.
Alle brieven, zowel de uitgetikte als de handgeschreven zijn gericht aan Patricia.
De cijfers tussen haakjes verwijzen naar de pagina’s in het manuscript.
Na iedere brief volgt een addendum met annotaties.
De bijgevoegde nota:
“Dit zijn brieven… geschreven zoals brieven worden geschreven: spontaan, zonder plan, van hart tot hart – en wat veel zal verklaren, in harde gevangenschap. Ik stuur ze als dusdanig de wijde wereld in. Wellicht dat één of ander jong mens er wat aan zal hebben. Het zijn ervaringen van een beleerd man: het saldo van goede bedoelingen en vergissingen, van jaren eenzaamheid van vreugde en leed, armoede ook, saldo dat hij trots alles als “batig” aanziet.
Gij criticus die dit boekje onder handen neemt, wees mij dichter genadig…”
22.12.’48
Titelbladzijde:
Brief Ministerie van Justitie, Gevangeniswezen, “I.C. Klein Kasteel” Brussel, 27 augustus 1949:
“Uw artikel ‘Brief aan Patricia’ zal verschijnen in het nummer voor de maand September van ons maandblad “Het Klein Kasteel”. Zodra dit nummer van de pers zal komen – denkelijk volgende week – zal er u een exemplaar worden toegestuurd.
Wij zouden het op prijs stellen indien gij uw medewerking bleeft verlenen en ons o.m. in de eerstvolgende weken een Kerstverhaal en/of Kerstgedicht liet geworden. Een verhaal passend in het nummer van November (Allerheiligen-Allerzielen) zou ook kunnen geplaatst worden, indien het ons tijdig bereikt.”