KRUISDRAGING
Bij het doek door Jeroen Bosch
Het grijnzend grauw geniet waar gij zo moeizaam schrijdt,
verzonken in uw leed, de ogen moe geloken;
– gekroond met doornen, gij, en onder ’t kruis gebroken,
die lijdenden geneest en om een wereld lijdt!
Hoe giert U in ’t gelaat het liederlijk gespuis:
de deern, de boef, de beul, de gore Farizeeuwen;
gij hoort hun vuigen mond hun veilen laster schreeuwen,
en draagt, alleen, en stom, uw wonden en uw kruis.
o Man die ’t volk bevrijdt, zo snood door ’t volk versmaad,
God’s reine Zoon, bespuwd, gedreven langs de straat,
hoe boet gij voor uw troost in geile beulenhanden!
Zo vindt de godsgezant die louter liefde leert,
die zegent wie hem haat en zonder haat regeert,
drie nagels en een kruis alop den berg van schande.
Herinnering aan den herfstdag
toen wij stonden vóór het doek
te Gent.
(handschrift Sim in potlood: “gekregen reis naar Gent”)