Mijmering
Ik wandelde de straat uit voorbij het huis dat gesloopt wordt. De binnenmuren stonden nog even overeind maar je kon nog de indeling van de kamers en de verdiepingen zien. Het behangpapier hing in flarden te slieren in de voorjaarswind en gaven aldus de verschillende onderlagen bloot. Na een zeker tijdspanne hadden de vroegere bewoners de muren voorzeker opnieuw behangen. Ik mijmerde voort over het verloop van hun leven in dat nu veroordeelde huis. Wie waren de bewoners? Hoe hadden ze in het bescheiden hoevetje geleefd? De muren vertoonden hier en daar de zwarte neerslag van opgestegen roet. Hier was de woonkamer geweest en daar de keuken. De verschillende vertrekken gaven nog even het geheim prijs van de levens der verschillende bewoners. Ze hadden er gewerkt, getreurd en geliefd in de sleur van de opeenvolgende dagen.
De slopers gebruikten kranen en vanggrepen. Ze duwden met een sardonisch genoegen en met behulp van een zware bol, heftig tegen de weerspannige delen; dan vingen de vangarmen hun buit te midden van opwarrelend stof. Waarom stemde het beeld van de sloping me weemoedig? Het huis was oud en vervallen en moest plaats ruimen voor een modern complex, aangepast aan deze tijd, voorzien van het comfort waarvan de vroegere bewoners zelfs het bestaan niet hadden vermoed.
Naast de bouwwerf bleef de linde overeind. Dat bemerkte ik na een paar weken, toen de slopers hun werk hadden beëindigd en het nieuwe metselwerk al een eind naar omhoog schoof. Ik zag een jong paartje ijverig beraden met een secuur kijkende man, de architect voorzeker, het scheen trots en voldaan over de snel vorderende werkzaamheden. Over een paar maanden zullen ze intrekken in hun nieuwe behuizing en de oude linde zal hun hopen en verwachtingen de loop van hun dagen overleven en in zich het geheim van alle vergankelijkheid bewaren …
Sim.
(afbeelding: firma Moors)