Dinsdagavond 24 oktober Sim 29ste brief

Dinsdagavond, 24 October 1950

Mijn Heerlijke!
Nog onder de indruk van onze dolle-zwijgzame rit  door de herfstavond en het “blitzafscheid” kwam je telefoonroep me verrassen. Het is goed dat je opbelde, er lag zoveel weemoed naast de vreugde die vastzat aan de uren die ik beïnvloedde door mijn zakelijke en dwaze bekommernissen daar waar jij tastbaar wezenlijk naast me ademde. Ik voel het dubbel aan nu ik het je niet hoorbaar kan zeggen noch bewijzen kan. Je zou het ogenblikkelijk in me zien, Nand – aanvaard mijn kleine momenten en rijg ze aan onze extasen vast. Ik weet dat de tijd komt dat elke moeilijkheid dragelijker worden zal wanneer we steeds bij elkaar deze in mekaar oplossen. De gedachte hieraan beheerst deze dag. Het is heerlijk er aan te denken steeds verder te dromen. Wie kan mijn geluk beseffen dat ik je uitverkorene mocht zijn, dat ik je verlangen mag aanhoren zó zuiver en volledig, ik  vrees dat ik het zelf niet genoeg kan beseffen, anders moet ik de kregeligheid afleggen en toch voel ik, weet ik dat je alles voor me betekent, hoor je alles wat me vreugde geeft en goedheid, liefde.
Toen je maandag van me heenging, hamerde je vers in me na “Ik droomde, droomde dat ik je verloor..” (1) Het gebeurde bliksemsnel, ik geloof dat ik sneller stormde dan het wagentje naar je weer toe. Het was overweldigend nog je gebaar te kunnen opvangen. Voel ik nog het luide bonzen van mijn hart? Heb je het ook aangevoeld.. Dit moment leeft tastbaar in me voort.
Je vraagt me hoe dit komende week-end zal geregeld worden. We moeten rekening houden met 1ste November. Het afscheid ging zó snel dat we niets bepaalds overeenkwamen. Zou ik zaterdag overkomen of met het verlies van een werkdag (ach zakelijke bekommernis!!) Bel je me vrijdagavond even op? Ja?
Ik wens je zeer innig goede nacht,
Je Liefste
– Zeer hartelijke groeten aan je familie
– De zondagavondecho bracht me een evangelisch woord voor ons: “Zie, hoe lief ze mekaar hebben!” (2)


(1) “ik droomde…”: lees het gedicht in volgende brief.

(2) “ziet hoe lief”: is een verwijzing naar Tertullianus (kerkvader, ca 160-ca 230) (Apologeticum 39, 7 / PL1, 471) die over de christenen schreef: “Zie hoe lief ze elkaar hebben”, een echo uit het Evangelie volgens Johannes, 17, 20-26: “Uw naam heb Ik hun geopenbaard en Ik zal dit blijven doen, opdat de liefde waarmee Gij Mij hebt liefgehad, in hen moge zijn en Ik in hen.”