Krantenverslagen over het proces: “de doodstraf!”

De krijgsauditeur, Willy Calewaert, vraag in eerste aanleg de doodstraf voor Nand.

Uit de krantenartikels blijkt dat Nands advocaat, Meester Erkens ‘urenlang voor hem heeft gepleit”

In zijn memoires schrijft Nand over de uitspraak in eerste aanleg (woensdag 30 januari 1946):

“Ik zat altijd maar aan mijn oudjes te denken – hoe zou hen dat schokken.  Later heb ik vernomen hoe mijn vader het bericht las in de Volksgazet: hij moest bij vrienden binnenlopen om van de schok te bekomen; eerst dan dorst hij naar huis terugkeren, waar moeder op berichten wachtte. (…) Het veertiendaags bezoek met het vooruitzicht op een doodstraf was geen verkwikkelijk halfuur.  Te meer omdat mijn oude vader het onmogelijke deed om mij  gerust te stelen.  Nu was dat eigenlijk niet zo nodig, er was immers nog geen uitspraak gevallen, en ik geloofde niet dat de krijgsraad op de eis van de auditeur zou ingaan.”

Op de dag van de uitspraak in beroep, vrijdag 30 januari 1948, exact twee jaar later, werd aan de andere kant van de wereld Mahatma Ghandi vermoord. Dat maakte een diepe indruk op Nand (die bv in de cel yoga beoefende, zie verder).

Op 20 februari schreef hij het gedicht “De Onaanraakbaren“, opgedragen aan Ghandi en een verwijzing naar de “dalit“, de uitgestotenen, waar Ghandi het vaak over had. Het is geschreven in de ik-vorm, niet toevallig, en begint aldus:

“Onrein, ik ben onrein,
Krishna heeft het bevolen:
in lompen moet ik dolen,
met kruipgedierte kruipen,
door klamme stegen sluipen, onrein, onrein.”

Opmerking:

Nand was advocaat (een beroep dat hij nauwelijks uitoefende). Dus hij vermoedde wel dat de auditeur te hoog greep met zijn eis om de doodstraf. 

Nand in zijn memoires:

Ikzelf had de indruk dat het geval bewust opgeschroefd was.  Als ik tegen de paal moest, wat zou men dan aanvangen met hen die, laten wij zeggen, hadden gemoord?  Het werd door meer gezaghebbende figuren erkend dat er in de strafmaat een schromelijke ongelijkheid te bespeuren was.  De een kwam er tot de algemene verbazing met vijf jaar af, de andere bedachten ze met twintig jaar of meer, voor feiten die met het gemene rechts niets uit te staan hadden, waarmee niet eens z.g. verklikkingen waren gemoeid.  Deze ongelijkheid was in de grond nog een zeker houvast: er was een kans dat de krijgsraad de auditeur niet zou volgen.

Maar de opmerking in rode balpen (zie hieronder) bewijst dat hij later besefte het toen als een Zwaard van Damocles te hebben aangevoeld. Die auditeur toen was een jonge Willy Calewaert, die later als senator en minister zich als fel tegenstander van de doodstraf zou profileren. Zoals  de lijfspreuk van Bredero het zegt: “Het kan verkeren”.

“”Cel 34. Overgeschreven 25-1-48. 3dagen voor de  veroordeling in beroep. Dus nog onder druk van gevraagde doodstraf! 

DE VOLKSKRANT (donderdag 10 januari 1946)

In het familiearchief is het artikel bewaard uit de krant waarvan Nands vader zo “moest bekomen”. Nands vader knipte alles wat over zijn zoon toen verscheen uit de kranten. Het was een vreemde ervaring datzelfde papier nu in mijn handen te hebben en te voelen. Alsof tijd niet meer bestaat en je plots, in een fractie van een seconde, de aanwezigheid voelt van je voorouders.
Het artikel verscheen  in De Volksgazet p.7 van donderdag 10 januari 1946 over het proces van de (collaborerende) krant “Volk en Staat”. Dat was het proces in eerste aanleg, het duurde bijna twee maanden. De titel staat tussen haakjes in vet en citeert de woorden van de auditeur, de familienaam in extra vette kapitalen… wordt fout gespeld (en het hele artikel door).



Onder de foto: “De dichter-landverrader Verknocke (sic)”. Maar de foto is niet van Nand, maar van… de dichter Bert Peleman, die ook veroordeeld zou worden.

:

Er is een passus dik aangestreept door Nand:

Hij schreef de schandelijke brochure “Ik was te Katyn'”. Daarin stelt hij er zich als ooggetuige borg voor, dat de Russen wel degelijk te Katyn een massaslachting onder de Polen hadden aangericht. – Toen ik hem ondervroeg, bekende hij mij, dat hij heelemaal niet had onderzocht of de lijken in Katyn wel die van Polen waren! Hij bazelde zonder meer de Duitsche propaganda na.”

Nand kende de ware toedracht, dat had hij wel degelijk ter plaatse gezien in 1943, en in de jaren ’50 was de Amerikaanse  onderzoekscommissie van de senaat, het zgn. “Madden Committee” ook tot die conclusie gekomen na een grondig onderzoek. Maar ook hun conclusies “verdwenen” tussen de plooien van de geschiedenis. Bewust?

Deze onderzoekscommissie lanceerde in zijn besluit een nieuw woord “Katynisme” in een toch zeer scherpe conclusie van hun rapport, het zou nu nauwelijks denkbaar zijn zo’n statement, maar het beschrevene gebeurt dus nog steeds (cfr Oekraïne):

“The United Nations will fail in their obligation until they expose to the world that “Katynism” is a definite and diabolical totalitarian plan for world conquest.”

Zie dit hoofdstuk voor het bezoek van Nand aan Katyn (met Filip De Pillecijn) in 1943 voor meer duiding.

Uit nieuwsgierigheid ben ik online de krant met het “doodstraf-kop” artikel eens gaan opzoeken (dat kan via Belgicapress), ik vond het artikel, maar tot mijn verbazing nu met een juiste foto van Nand (misschien verschilden de edities afhankelijk van de plaats waar ze verdeeld werden). In ieder geval: je moet soms even moeite doen om wat dieper te graven, ook als het zwart op wit in een krantenartikel staat. De waarheid heeft blijkbaar vele “gezichten”.

(volledige tekst van artikel over Nand onderaan)

Dat De Volksgazet alle registers opentrekt is niet te verwonderen: tijdens de oorlog was hun krant verboden, en in hun drukkerij rolde het collaborerende dagblad “Volk en Staat” van de persen.
De journalist citeert bv. deaanklager: “Mr. Mertens heeft hem reeds den nar van de bende genoemd”, en beschrijft Nand als: Onze bachten-de-kupsche vaarzenfabrikant”.
Het artikel eindigt met:

“Daarop werd Verknocke (sic), van de plotse stilte wakker… en voor dien dag was de school weeral uit”.

Nand herinnert het zich in zijn memoires zeer precies (waarschijnlijk omdat hij het bewuste artikel in zijn archief had, bewaard door zijn vader):

“Eén bepaalde verslaggever van de pers verkeerde in de waan dat ik sliep, en maakte er in zijn relaas gewag van: “Vercnocke maakt het zich behaaglijk voor zijn dutje”.  Het was geen “dutje”, veeleer een poging om door een weloverwogen yoga-oefening zoveel kostbare tijd niet te laten verloren gaan.”

“Kostbare tijd” kan voor Nand maar één ding betekenen: schrijven, dichten, tekenen, creëren.

En nog:

” “De advocaat van de staat die zich hier als burgerlijke partij had aangesteld, was ettelijke miljoenen schadevergoeding komen eisen, door ons allen solidair te betalen.  De achtbare confrater had zich nogal tactvol over mij uitgelaten als ‘de nar van de bende’ ”

Er is ook een hoofdstuk gewijd aan Willy Calewaert, die later nog zou opduiken in het familieverhaal…


Het volledige artikel (‘De Volksgazet’, donderdag 10 januari 1946, p.7): niet alleen de familienaam van Nand wordt verkeerd gespeld, ook de familienaam van Nands advocaat: “Herkens”, dat moet “Erkens” zijn.

“NAMIDDAGZITTING

In den namiddag vat de krijgsauditeur het geval Verknocke aan. Verknocke is, zooals men weet, de poeet yan bet V.N.V. geweest. Mr. Mertens heeft hem reeds den nar van de bende genoemd. Hij werkte mee aan het weekblad Laagland, De S.S.-Man, De Vlag. en publiceerde een boek: Onze Adelbrieven. Onze bachten-de-kupsche vaarzenfabrikant, die, bijna gansch het proces door, heeft zitten knikkebollen, de lange beenen ver voor zich uitgestoken, kijkt thans af en toe naar dhr. Calewaert op en kijkt dan tegelijk kwaad en beduusd, omdat de krijgsaudlieur hem en zijn werk niet den eerbied betuigt waarop het, naar zijn bescheiden meening, recht beeft…
Overigens, hadde V… zelf de poézie gerespecteerd, het zou allemaal ver niet gekomen zijn. Maar hij heeft zijn muze in dienst van de nieuwe orde gesteld. Hij heeft ze laten kwijlen op alles wat en al wie die nieuwe orde in den weg stond, Joden of katholieke priesters, ‘t was hem gelijk. Hij publiceerde hoofdartikels in Volk en Staat en schrijft daarin, dat er voor Vlaanderen geen heil is buiten Germanie. Hij reist naar Berlijn en wordt door Goebbels ontvangen. Mein Kampf is voor hem de Bijbel zelf. Alleman moet naar het Oost- front. Eén van zijn gedichten is een verheerlij king van den Führer en van het Groote Germaansche Rijk. Hij schrijft in een aantal Duitsche revues. Hij schreef die schandelijke brochure: Ik was te Katyn!. Daarin stelt hij er zich als Ooggetuige borg voor, dat de Russen wel degelijk te Katyn een massaslachting onder de Polen hadden aangericht.
-Toen ik hem ondervroeg, bekende hij mij, dat hij heelemaal niet had onderzocht of de lijken te Katyn wel die van Polen waren! Hij bazelde zonder meer de Duitsche propaganda na. Verknocke dichtte den Zwarte Brigade- marsch, hij hield een aantal propaganda- voordrachten voor Zender-Brussel… Kort en goed, de krijgsauditeur verzoekt dan krijgsraad den V.N.V.-poeet ter dood te veroordeelen.
De man zit onbeweeglijk, de armen over de borst gekruist, alleen misschien wat rooder dan gewoonlijk.

DE VERDEDIGING VAN VERKNOCKE

Mr. HERKENS houdt het er voor, dat die zware eisch gegrond is op een misverstand. Verknocke is altijd eerlijk geweest tegenover zichzelf. Geld heeft voor hem geen rol gespeeld. Ware hij een geldmensch ge-weest, hij zou zich niet zoo door zijn uitgevers hebben laten stroopen. Politieke ambities koesterde bij evenmin, hij was alleen on land en volk, om Nederland begaan.
De verdediger noodigt dan zijn gehoor uit, zich te verplaatsen in de atmosfeer van Mel- Juni 1940. Het duurt nu al weken, dat we bijna alle dagen eventjes tusschen de donkere uren van Inval en nederlaag en bet spijts alles, toch wat opwekkender heden, over en weer reizen. Gelukkig alleen in de verbeelding.
Alleman geloofde toen in de Duitsche overwinning, zelfs de Belgische regeering van dat oogenblik. Waarom er Verknocke een verwijt van gemaakt.
Ten derde wenscht Mr. Herkens in het licht te stellen, dat de Vlaamsche Beweging de laatste jaren voor den oorlog haar anti- Belgisch gedoe vrijwel volledig had afgelegd.
Wat bracht V… er toe te schrijven zooals hij deed? Hij heeft, in Augustus 41, een toelage van 1.000 mark, die hem ongevraagd werd verleend, onmiddellijk teruggestuurd. Hij handelt alleen uit liefde voor zijn volk, zoowel als soldaat in ’40, als later.
In de literatuur behoort hij tot de school van Rodenbach: blakend van geestdrift voor eigen taal en aard en voor het heerlijk verleden van Vlaanderen. Een aantal woorden hebben, uit zijn pen, een andere beteekenis dan in het gewoon gebruik, zoodat een oppervlakkig lezer zijn werk dikwijls verkeerd moet begrijpen.
Dichters, schijnt pleiter te willen betoogen, mogen trouwens wat meer zeggen dan een ander: heeft Claudel maarschalk Pétain’s lof niet gezongen? Hij werd er niet eens om verontrust.
Er zijn overigens van Verknocke een aantal gedichten verschenen in bladen, waaraan hij ze niet opzond. Het was zijn uitgever, die ze daarin deed opnemen.
In de Duitsche gruwelpropaganda over Katyn is hij Iingelopen… en pl. kan dat begrijpen. Wat al gruwelpropaganda was hier, voor den oorlog, niet tegen het bolsjevisme gevoerd? Zelfs de Poolsche regeering te Londen, geloofde In Katyn en brak daar om de diplomatieke betrekkingen met Rus- land af!
Zoowat gansch het pleidool door slaapt Verknocke gemoedelijk voort. Hij kan zich dat permitteeren: hij moet er geen verslag over pennen.
BIJ Zender Brussel, aldus Mr. HERKENS, bekleedde V.. een zeer ondergeschikte positie. Ook Verknocke, Mr. Herkens bevestigt het, is met de Dulischers bij Zender- Brussel overloop geraakt; zij scholden hem voor saboteur, bedreigden hem met den krijgsraad tot hij, om principicele rede- nen, ontslag nam.
Pl.. leest eindeloos voor uit Verknocke’s proza in Volk en Staat, om de opvatting ingang te doen vinden, dat de poeet daar alleen voor het taaleigen en den eigen aard van zijn volk in de bres staat. Hij heeft niets tegen den Weerstand, niets tegen de Joden, niets tegen de magistratuur laten verschijnen.
Het eenige wat men hem verwijten kan is niet behendig te zijn geweest…
En Mr. HERKENS vraagt den Krijgsraad Verknocke veel te vergeven, omdat hij zijn land hartstochtelijk heeft lief gehad. Daarop werd Verknocke, van de plotse stilte, wakker… en voor dien dag was de school weeral uit.”


DE NIEUWE STANDAARD (vrijdag 11 januari 1946)

Het verslag van dezelfde zitting in “De Nieuwe Standaard” (vrijdag 11 januari 1946)

De titel is minder ‘spectaculair” dan in De Volksgazet:

Over Nand één korte paragraaf, maar metdezelfde spelfout in de familienaam… Meester Erkens blijkt inderdaad “urenlang gepleit te hebben”, en , opvallend, net zoals in De Volksgazet wordt ook zijn familienaam verkeerd weergegeven: “Herkens” ipv “Erkens”. 
Het woord “doodstraf” wordt vet gedrukt.

DICHTER VERKNOCKE
Dhr Krijgsauditeur leest de betichting voor: Medewerker aan Laagland, aan Volk en Staat, reis naar Duitschland en ontvangst bij Dr Goebbels, medewerker aan tijdschrift De Vlag, aan het blad Kulturdienst, uitgaande van den militairen bevelhebber, aan De SS-Man, publiceert gedichten in Volkskamp, medewerker aan “Wille und Macht”, de Nationaal Socialist, medewerker aan het N.I.R.
Om al deze betichtingen vraagt dhr krijgsauditeur de doodstraf.
Mter Herkens, verdedigt Verknocke en doet onmiddellijk opmerken dat men zijn kliënt hoegenaamd niet die betichtingen kan ten laste leggen wanneer men het werk van dichter Verknocke in al zijn objectiviteit wil inlezen. Hij streefde niet naar winst want zijn uitgevers hebben hem veel meer geld onthouden dan datgene wat hij moest ontvangen. Verder schetst verdediger het gebrek aan vertrouwen in de Belgische berichtgeving in 1940, de anti-Duitsche gezindheid van Verknocke, zijn pro-Dietsche houding, de continuïteit in zijn houding reeds van lang voor 1940, de literaire positie van Verknocke, de uitlatingen van andere dichters die even sterk zijn als de zijne maar op verschillende tijden in onze onafhankelijkheid werden beschreven en daarvoor nooit moeilijkheden ondervonden. Mter Herkens vermeldt de namen van buitenlandsche auteurs welke nog niet lastig zijn gevallen, hij beroept zich zooals menig ander verdediger op teksten verschenen in het Magazine Europe-Amerique en tracht voortdurend de atmosfeer te schilderen welke tot de handeling aanleiding gaven en waarin door andere buitenlandsche personen of organismen daden werden gesteld zonder dat hen dat werd kwalijk genomen. Verknocke heeft steeds de nationale fierheid gepredikt. Dit is het motief van Mber Herkens, die urenlang pleit.


Dat het wel degeleijk Meester “Erkens” is bewijst deze brief van Nands tweede advocaat bij het proces in beroep:

“Mijn Waarde Confrater,
Hierbij afschrift van de pleitnota welke samen met de exx. van “Opbouw” en het attest Coppens ter zitting neergelegd werden. Mter Erkens voegde er twee postmandaatstroken aan toe betrekkelijk de terugbetaalde 1.000 RM. Het voornaamste in de aangelegenheid was vanzelfsprekend de beperkte vordering van de Auditeur-Generaal. De uitspraak zal eerst geveld worden na drie weken. Ik hoop U één der komende dagen te bezoeken.
U zeer genegen,”