1990 Louis De Lentdecker

Artikel in het (nu ter ziele gegane) weekblad “TV-Ekspres” door gerechtsjournalist en oud-weerstander Louis De Lentdecker, nav een brief van Sim aan hem, 25 juni 1990, een jaar na het overlijden van Nand. Daarin drukt ze o.a. haar spijt uit dat Nand Maurice De Wilde nooit heeft willen ontvangen. Dat is eigenlijk niet helemaal juist: Maurice De Wilde is éénmaal langs geweest bij Nand thuis, een soort voorgesprek, maar Nand heeft vriendelijk verdere medewerking geweigerd. Na een twintigtal minuten moest Maurice De Wilde dus onverrichter zake en met spijt vertrekken.

Uitvergroot het betreffende fragment:

“Ik was minder te spreken over de grote show in Waterloo, waar men met een rekonstruktie van de veldslag van 1915 in feite een hulde bracht aan Napoleon als een van de grote voorlopers van Europa.
Awel merci. Weinig staatshoofden en legerleiders uit de jongste eeuwen hebben zoveel mensen laten afslachten als de kleine Corsicaan. Nu offert men bloemen tot zijn nagedachtenis. Zij die tot mijn grote ergernis hopen dat men ooit hulde zal brengen aan Hitler moeten dus niet wanhopen. De Gaulle, Napoleon en Hitler en al die oorlogsherdenkingen brachten me weer de uitzending “Zender Brussel” in herinnering. In het programma werd het gedicht “Aan Hitler” van de dichter F. V. voorgedragen. Natuurlijk had V. zoiets beter niet uit zijn pen laten komen: ook als poëzie was het geen meesterwerk. Maar zeer ontroerd heeft mij een brief van mevrouw de weduwe V. Vrouwen zijn uitermate moedig, zeker de vrouwen die vooral achter de schermen leden en sukkelden omwille van mannen die in de (Vlaamse) of andere kijker(s) stonden. Omdat ze vreest dat ze elders niet terecht kan, richtte mevrouw V. zich tot mij om de nagedachtenis van haar man, F. V., te verdedigen. Mevrouw V. schreef dat men de nagedachtenis van haar man onrecht aandeed met het voordragen van dat Hitler-vers. Men moet alles in zijn tijd situeren. “Zeer velen, schrijft zij, haakten toen naar een eerlijker bestaan, naar een werkelijke orde. In brede kringen waren de geesten op de bevrijdende staatsorde voorbereid. Het was een tijd van de beloften op een nieuwe gemeenschap. Dat nieuwe regime had de schijn vrij humaan te zijn. Er was toen nog geen sprake van verplichte tewerkstelling, van koncentratiekampen of uitroeiingskampen die wij even erg als wie ook zouden verafschuwen. De Duitse inval liet van dat alles niets blijken. Kollaboratie kon voor F. V. en zijn strijdgenoten niets anders betekenen dan het voortzetten van Vlaanderens ontvoogdingsstrijd in het raam van de Heelnederlandse ontvoogding”. Mevrouw V. schreef dat er jammer genoeg geen aandacht besteed werd aan een ander vers van haar man, waarin hij schreef: “Volk gij zijt volk, een wezen, een taal, klein naar de grond, in deugden groot.” Het was de wil om op “eigen voeten te staan”. “Wie verguist de Eroica van Beethoven voor Napoleon en de ontmoeting van Goethe met de imperator? Wie herkent in de Oden van Augustinus zijn vroegere vijand Horatius”, aldus mevrouw V., die ook zegt: “Ik betreur dat Ferdinand de heer De Wilde niet heeft willen te woord staan om de juiste toedracht te verklaren toen deze er om verzocht. De weigering was stellig ingegeven door de vrees, zelfs ongewild, door een behendige vraagstelling, vroegere medewerkers te kompromitteren.” Ik liet mevrouw V. hier zoveel mogelijk aan het woord (ook al denk ik heel anders dan haar man vroeger), opdat ze zou weten dat niet iedereen onverzoenbaar is, opdat velen zouden begrijpen dat ze er verkeerd aan doen Maurice De Wilde niet te woord te staan en vooral omdat ik zo verdomd ontzettend veel bewondering, genegenheid en eerbied heb voor vrouwen die het lef hebben hun (overleden) man te verdedigen. Zelfs al gaat het maar om een gedicht.”

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *