Zondag 4 februari Nand 58ste brief

Gistel den 4.2.51

Ja, het is den vooravond van den 5.. Een half jaar ! (*) Ik zit voor mijn raampje en zie het winters land voor mij liggen. Een felle stormwind waait rondom het huis en woedt onvriendelijk in de schouw. De bomen plooien en beven onwillig in al dit geweld .. arme bomen .. arme “ons” .! Staan wij niet als zij in de rukwinden, machteloos zuchtend, morrend, berustend, spijt alles levend ?..
Een half jaar bracht ons dichter bij elkaar, en vreemd genoeg, hoe dichter wij elkaar benaderen, hoe ondragelijker alles wordt ..
Het is waar, ik ben, evenals zovelen, in de handen van de barbaren, die mij zelf geen boterham meer gunnen. Mijn goeden wil kan hieraan niet veel veranderen. Ik heb deze week gewerkt als een waanzinnige, en wat brengt het ten slotte op?
Wat ik met weken werk verdiende is tijdens het jongste week-end voor 2/3 door de schouw gevlogen.. Ik glimlach als ik lees dat je dekens en handschoenen koopt .. en murmel in mezelf : “zalig wie geloven en niet zien..” Ik bewonder jou geloof in de toekomst: het is schoon. Wellicht is het voor mij een zegen, iemand naast mij te hebben die dat vertrouwen heeft. Eenmaal heb ik dat ook gehad: nu weet ik dat de toekomst uitvalt zoals het verleden ook was : veel ontgoocheling, schaarse vreugde voor dewelke wij dankbaar mogen zijn. Ik heb dat jaren geleden al verwoord, niet in het bereiken ligt de vervulling, niet in het veroveren van het doel, maar in het schoon en doelbewust stréven. “Kamp is schoner dan de zege” schreef ik in ’37. Nu al zie ik goed in wat ons huwelijk zijn zal. Voortgaande op het half jaar dat achter ons ligt, kan ik mij ongeveer “onze” toekomst voorstellen .. En zo spoedig zie ik ons niet in ’t bootje stappen.. Het beetje werk dat ik bij toeval heb kunnen bemachtigen is niet voldoende om scheep te gaan : het loont niet en is al te onzeker. Wij hebben het vorige week ervaren – een kleinigheid kan mij ervan beroven : een slecht humeur van den werkgever, een klacht van een ijverzuchtige collega.. Ik zei je dat ik toch maar die illustraties heb gemaakt en opgestuurd; ik heb ze zo verzorgd dat niemand zeggen kan dat ze minderwaardig zijn – er zijn er bij die echte artistieke gewrochten zijn die eenmaal voor veel geld zullen gekocht worden .. Dan zal ik geen honoraria meer nodig hebben ..
Ik ontving nieuws van de Vl.L. “Eigenlijk passen geen verhalen van dien aard in het jeugdblad .. het richt zich eerder tot de “volwassen” jeugd. Maar ik mag een “handvol” verhalen opsturen, daaruit doet dan de GP. een keus – bij gelegenheid”. Honoraar: 0.20 fr. Per woord. Dat betekent voor een verhaal van 4 getypte bladzijden zowat 200 fr.. Pak aan Nand V. ! en acht jezelf gelukkig! Mijn grote vreugde deze week, was het verbeteren van de drukproeven die Lannoo mij toestuurde. Hij heeft de uitgave wel wat vreemd opgevat, maar allez!, zij verschijnen toch. Stel je voor dat hij alles in italiek gezet heeft, cursief dus; en in plaats van de versregels alle netjes onder mekaar te doen aanvangen, heeft hij alle verzen verdeeld over de middellijn van de bladzijde. (**) Voor de kleine gedichten is dat niet erg, voor de grote schept het een vreemde poespas van aanvangsafstanden, al door elkaar .. Had ik kunnen schreien ik zou het gedaan hebben. Ten slotte is dat ook weer doorgekauwd geraakt. Hij heeft het goed bedoeld en is ten slotte zeer gedienstig zodat ik hem dankbaar moét zijn. En het verbeteren is mij tot een zeldzaam genoegen geworden. Het is een bundel zoals er in dit land niet veel verschijnen (al zeg ik het zelf!). Ik weet dat dit “Eiland Antilia” velen zal doen dromen.. En wie dat bereikt, heeft zijn leven niet verspild. Dat jij eraan meegewerkt hebt door het opsporen van adressen stel ik zeer op prijs. Uit dit stormweer groet ik je met een kus die om het onweer lacht. Je Nand.
P.S. Ik schreef op verzoek van V.M. een staplied voor zijn Brusselse vriendjes. Ik doe zoiets niet gaarne – maar ik mag mijn broodheer (!) niet ontstemmen .. Eigenaardig het dingetje ontstond uit dezelfden geest als deze brief.


(*) “Een half jaar”: verwijzing naar hun eerste ontmoeting op 5 augustus 1950 tijdens het Tuinfeest in Villa Kriekenberg.

(**) De bundel “Het Eiland Antillia”: Alle gedichten werden geschreven in gevangenschap. Titelpagina en lay-out voorbeeld “De Jutter” (“italiek” en “verdeeld over de middellijn”).

 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *