Zaterdag 25 november Sim 41ste brief

Zaterdag, 25 Nov. 1950.
Lieve Nand,
Uit deze dagen treed ik stiller en steeds meer afwezig van wat me voor enkele maanden nog onmisbaar leek, elk uur dat we saam doorbrachten herleeft in mezelf er is nog zo weinig plaats voor wat niet “Jij” bent. Het is goed te denken te voelen hoe ik gans je beleven beaam. Zo weet ik reeds vooraf hoe jij denken zult over bepaalde personen, toestanden, omstandigheden. Ik betrap me op de inleiding mijner beoordeling: “Nand zou zeggen” of “Nand zou verlangen dat ik zo handel”. Ik weet dat jij groeit in mij meer dan je vermoeden kan, meer dan ikzelf wellicht besef. Het is goed met je saam te zijn ook tussen de mensen, en te weten hoe intens je naar binnen leeft en hoe weinig ikzelf vroeger van het leven en de mensen verwachtte. Jij leert me veeleisend worden voor wat dit leven ons schoons en goeds heeft weggelegd. Ik schreef je ooit hoe ik je “weerbeeld” wou zijn, in deze zin dat je klaar in me ziet wat je verheugen kan, niets dan verblijdende klaarheid wanneer mijn onbegrijpelijke onhebbelijkheden zijn weggeëbd. Ik weet hoe het je pijnigde..
Ik herlees je brief. Je raadgevingen brachten me baat, hoe zou ik ze in de wind slaan ! Zoals je me voorhoudt wil ik die sterkte verwerven die me bewuster maakt van het geluk. Ik zeg het goed, Nand: “bewustmaakt” Sinds onze ontmoeting werd ik opgenomen in de sfeer van dit geluk. Het geluk dat in ons bereik ligt. Aanzien we het geluk steeds als het bezit van een verleden tijd of van de dagen die nog komen moeten ?
De rimpelende sneeuwbessen staan nog in de huiskamer. Ook mij verheugde de reis naar Elewijt. Naast je te kunnen gaan daar in de windgloed van de avond. De al te spraakzame gids gaf een vreemd-romantische noot aan ons bezoek. Een schakel te meer in de extasenreeks van onze ontmoeting een snoer van vertrouwde herinneringen – Brugge – Damme – Gent – Elewijt..
Je hebt gelijk, Nand, geen afstand brengt ons dichter bij mekaar. Je kan het moeilijk een oorzaak van vervreemding noemen. Het is een lome weemoed die je plots overvalt en je niet loslaat vooral in de avond en die je overvalt en je niet loslaat omdat je opstandig wordt nu de dagen van vreugde en leven tot ons kwamen. We hebben toch het recht ze te bezitten. Er is geen pijn die sterker maakt, er is geen pijn die dieper helpt liefhebben. Mij maakt de vreugde en de verrukking sterk. Jij alleen kan deze beide me geven. Jij alleen begrijpt mijn hunkering, ik wil je eerlijk brengen wat je vreugde is. Om elke vraag hangt je naam of je woord. Deze namiddag kan ik niet herkennen zonder je te verwachten. Straks zal ik even de stad inlopen om deze brief te posten wanneer ik je anders levendig begroeten zou ! Ik zend je met dezelfde post het jongste werk van de Pillecyn (1). Je zal het lezen bij je haardvuur morgen. Kon ik er bij je toeven, bewust.
Je Liefste


(1) “jongste werk van de Pillecyn”: zie vorige brief.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *