Zaterdag 2 juni Nand 77ste brief

Gistel zaterdagmorgen 2.6.51

Toen ik gisteren je briefje gelezen had, bekroop mij een onweerstaanbare lust om hartelijk te schaterlachen. Maar het feit dat het mij gold gaf mij zoveel stof tot nadenken dat ik het toch maar liever niet deed ! Dat je mij een met potlood beschreven bladje uit een schrijfboek stuurt begrijp ik enigermate .. je bent immers onderweg(1). Maar wat mij altijd mijn “lachspieren” in beweging brengt, is, dat je vlagen van helderziendheid je altijd overvallen als je ver van mij weg bent, en voor een of ander weinig decoratief stukje schrijfpapier (rekeningen inbegrepen !) te mediteren zit. Ik begin nu zoal enige zeer merkwaardige exemplaren van reisbeschouwingen bijeen te krijgen! Dit document overtreft wellicht al de tot nu toe ontvangene (1). Het verheugt mij dat je in jezelf zo klaarziet, al deert het mij dat je in mijn bijzijn dit alles zo dikwijls vergeet, en schone uren door zonderlinge gemoedstoestanden vergiftigt. Dit mag ik tot je geruststelling verklaren dat je er veel op vooruit gegaan bent. Sedert je jezelf beslist herpakt, ben je al heel wat meer op een normaal mens gaan lijken. Menigmaal heb je mij met je bevriezende stiltes zo afgesloten dat ik erbij wanhoopte ooit tot een blijvende verbintenis te geraken. Nu is dat vrijwel voorbij, al geeft je jezelf er goed rekenschap van dat er nog een en ander te verbeteren valt. Een goed huwelijk steunt op wederzijdse zelftucht. Ik doe wat ik kan om geduld te beoefenen en mij te beheersen : geloof mij, indien ik het niet gedaan had, dan zou je nu van mij allang geen brieven meer krijgen.
Er is echter een tweede eigenaardigheid die je jongste briefje zulk een merkwaardig belang geeft : het is de omstandigheid, dat na herhaalde betuigingen van oprechte liefde (die ik,  merk wel, zeer op prijs stel) je meent een uitnodiging van je verloofde te moeten afwijzen op grond van de overweging dat je moet … behangen ! Wat moet ik van dit alles denken? Wie geraakt daar wijs uit? Zijn wij verloofd, of zijn wij het niet? Heb jij voor je verloofde enig respect, of heb je er geen? Het is voor mij zó ’n dom-dwaze toestand dat ik er mij voor zal zwichten er ooit met iemand over te spreken op gevaar af een tweede maal in mijn leven voor “nar” te worden gescholden (2). Wat ik hier van mijn familie hoor is al genoeg. Het valt mij zoveel te harder op de maag daar ik uit het telefoon-gesprek kan opmaken dat je de hele zondag volkomen vrij was ! Je had dus gemakkelijk de zaterdagavond kunnen afreizen. Wat is de bedoeling eigenlijk? Ofwel is het waarheid, ofwel uitvluchtsel. In beide gevallen is het verwerpelijk. Je ouders die toch mensen met levenservaring zijn, zullen je zo’n houding toch wel afgeraden hebben? Ze is zeer geschikt om onze nog wankele verbintenis helemaal overboord te gooien. Onze verloving diende op zo’n hooggestemd plan te staan dat zoiets onmogelijk was : het moet een hooglied zijn, een goddelijke droom – maar wij vallen altijd op de aarde terug (Behangen!) Van de reis naar Schoten heb ik afgezien daar ik het tuinfeest verkies. En hopelijk kom je zaterdag – of vrijdagavond?
Ik zoen je, geloof mij, met liefde.
Je Nand

(Bijgevoegde postkaart)

Meewarige  romance voor de “Ferne Geliebte”

De zee breekt stuivend aan mijn voet,
waarvoor heb ik een nieuwe hoed?

Ik drink berooid mijn bitter bier –
nu snijdt mijn liefste muurpapier ..

En ‘k dool alleen met lome stap –
mijn liefste roert nu in de pap ..

Een vroege bader plonst en plast –
mijn liefste ploetert met den kwast ..

Oostende 2.6.51


(1) “met potlood beschreven blaadje”, “dit document overtreft wellicht…”: Nand vindt dat een persoonlijke brief een mooie “bedding” verdient. Hier het bewuste “blaadje”, het komt uit een boekje met geruit papier, en waarschijnlijk stofkartonne”n, lichtgrijze omslag, waarvan de zijden rood gekleurd zijn, dat is ook te merken aan de randen van dit blaadje. Het is een dubbelgevouwen exemplaar, aan de hechtingen te zien uit een middenkatern:

(2) “een tweede maal in mijn leven voor “nar” te worden gescholden”: De eerste maal was door de openbare aanklager tijdens Nands proces na de oorlog, zoals beschreven in de memoires: “De advocaat van de staat die zich hier als burgerlijke partij had aangesteld, was ettelijke miljoenen schadevergoeding komen eisen, door ons allen solidair te betalen.  De achtbare confrater had zich nogal tactvol over mij uitgelaten als ‘de nar van de bende'”.
Ook een journalist citeert de aanklager in die bewoordingen, dus wat Nand zich herinnert is correct. Lees het artikel in het hoofdstuk “Krantenverslagen over het proces“.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *