Zaterdag 31 maart Sim 68ste brief

Zaterdag, 31 maart 1951.

Lieve Nand,

Toen ik straks met de wekelijkse schoonmaak klaarkwam van het wagentje begon dit week-end met het uitzicht op je telefoontje binnen en paar uurtjes en met de herinnering aan de jongste reis naar je toe. Het is goed dat je me schreef en “het Eiland”(1) ligt naast me en vergezelde me op reis als mijn trots bezit en toch heb ik de weemoed niet kunnen wegwerken die je ontstemde en je een raadsel was al voel ik dat je mij wel begreep. Alle bedenkingen die je verwoordt maakte ik bij mezelf, Lieve Nand, ik weet dat mijn “zekere” gemoedschommelingen als ’n onbehagelijke kringloop weerkeren. Wat moet ik je zeggen, ik voel dat je bijna gelaten mijn “verre” beloften aanhoort. Het is een steeds herbeginnen. Geloof je mij dat ik je met ’n schuw gevoel benader nu je mijn kleinheid weet en ik de ontroerende opdracht (2) van je verzen lees, en het geluk stijgt uit deze weemoed en keert weer in de spijtige herinnering dat ik voor je zo triestig was en het doet pijn er aan te denken dat ik zie en aanvoel hoe ik voor je moet zijn en niet ben ..
Ik ben blij en benieuwd om het vers “bij de Praalgraven” (3) ik ook mocht het voelen ontstaan uit dit week-end zal het me zeer zuiver en licht bijblijven!
Je hebt me opgebeld .. Het duurde gezellig lang ! Goed dat je reeds donderdag komt. Ik zal je opwachten in het Z. (4) tegen half-zes. Ik werk de eerste dagen der week flink door zó maak ik me vrijdag en zaterdag vrij. Breng een “schildersplunje” mee. Wat ik hier van Bert (5) heb is toch voor je te klein !
Het is reeds de vierde maand van dit jaar. “1 April”. Ik wacht zoals ’n kind nog op ’n gelukkige verrassing of bekwam ik ze reeds door je zo-even; dat mijn “portret” zó goed gelukt is. Ik brand om het te bewonderen al zal je moeder dat stellig in mijn plaats reeds doen. Dank voor me je ouders, lieve Nand, om de voorbije dagen. Je weet dat het een “oase” voor me is naar Gistel te kunnen komen, nu zal het weer een tijdeke aanlopen; (ik zeg je vlug het gevraagde adres: Mr Van Waeg J, advoc, Bosstraat, 51. Elsene)
Morgen moet ik met zus naar Scherpenheuvel een vergadering van oud-leerlingen in het klooster (6)… een kalme beschouwende dag… ik zal je weten mijmeren door het dromende stadje… Brugge en wat zou ik al niet geven om naast je te mogen te kunnen zijn het Hölderlins woord getrouwe (7)!
Zeer innig omvat ik je.. glimlach…
en geloof
Je Liefste


(1) “het Eiland”: Nands nieuwe bundel “Het Eiland Antilia”, verschenen in 1951

(2) “ontroerende opdracht”:

links onderaan:

Deze verzen, door het zee- en reismotief ingegeven, werden gekozen uit het werk ontstaan tussen 1944 en 1949. De bundeling rondom bepaalde kernen geschiedde – hoeft het gezegd? – post factum. F.V.

De opmerking “de bundeling geschiedde … hoeft het gezegd? – post factum (= ‘daarna, achteraf’)” is een verwijzing naar de periode 1944-1949 waarin Nand deze gedichten schreef: in gevangenschap. De bundeling gebeurde na zijn invrijheidstelling.

(3) “bij de Praalgraven”: zie vorige brief 

(4) “in het Z.”: in het Zuidstation, Brussel

(5) “Bert”: broer van Sim

(6) “Scherpenheuvel”: Sim brengt haar zus naar een bijeenkomst van oud-leerlingen, ze liep er school bij de Zusters Ursulinnen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *