Dinsdag 13 maart Nand 66ste brief

Gistel den 13.3.51

Liefste,

Ik heb zoeven “Columbus” (1) naar Gent gestuurd, een lijvig pakje van 20 getypte bladzijden… ik ben blij dat ik ervan af ben. En nu zet ik mij rustig neer, ik leg je twee kiekjes met den bontmantel (2) onder ’t bereik van mijn minnenden blik en .. ik schrijf. Ik was weerom geheel overstuur gister avond als ik hier afstapte : het was zo’n schoon uitstapje en onze intimiteit zo innig als zelden te voren .. Ik heb nog altijd voor ogen de weke lijn van de heuvelen waarover zon en schaduw schuiven, de donkere zweem van bossen waarbij onze verbeelding reeds denkt aan naderend groen. En ik zeg bij mezelf : ik ben gelukkig haar te hebben ontmoet. Hoezeer ik aan je gehecht ben, bemerk ik eerst als ik dezen drempel overschrijd en dit huis betreed dat reeds maar half mijn huis meer is. . Een eigen tehuis bezitten is de droom van mijn leven – en nu ben ik er nier ver meer vanaf. Wij moeten ons intérieur inrichten dat het een droom is, intiem, gezellig, stijlvol. En aangenaam en bewoonbaar intérieur waar je je geheel thuis voelt, is van zeer groot belang : het geeft een houvast, het is een haven, een troost. Het moet vooral de weerspiegeling zijn van een geest. Voor mij in ’t bizonder die op subtiel geesteswerk aangewezen ben, dient de woonruimte de materiële voorwaarden te scheppen waarin de geest zich ontplooien kan. Ik zou mij voortdurend ergeren in een stijlloos en stijf burgerlijk binnenhuis waar alles van wansmaak getuigt. Konden wij het geluk hebben een tehuis te vinden van waaruit wij een schoon landschap kunnen overschouwen, althans een diepe verte. Dat zou mijn geest bevrijden, een altijd-durende vreugde betekenen. Ik heb mij herhaaldelijk reeds verdiept in wat mijn leven zal zijn, eenmaal gehuwd. Ik zal meer dan thans op mezelf aangewezen zijn – en de jongste weken hebben mij geleerd dat je zelden voor 20 uur en dikwijls nog daarná naar huis keert. Het zullen voor mij lange en eenzame dagen worden. Ik heb daarvan geen schrik, maar dan moet ik leven in zulke omgeving dat mijn woning mij niet onuitstaanbaar is, dat ik eens naar mijn stok grijpen kan en een hapje natuur kan gaan nemen. De avonden zullen schoon zijn, maar kort. Wij zullen trachten ze zo nuttig mogelijk te besteden. Ik zou willen leven op een hoog plan, niet dat ik verstrooiing versmaad, maar ook onze verstrooiing moet aan zekere normen beantwoorden. Wij dienen uit ons leven te sluiten al wat triviaal en onwaardig is, en het te vullen met zeldzame en hooggestemde vreugden. Ik zegde het reeds dat jou jongste brief mij gelukkig stemde. In al de overige klonk een weifeling door, een aarzeling, zwakheid dus. Maar dit is een heel andere toon : de toon die ik van jou verwacht : geen weifelen meer, maar onstuimige, schone en bewuste zekerheid, gedragen door vasten wil. Nu weet ik dat ik mij niet in jou heb bedrogen toen ik van je dacht: “Plus est en vous!” (3) Daar was in jou klei dat het boetseren waard was, marmer dat zou stralen, schoner dan ’t leven zelf, en dat maar wachtte op kunstenaarshand, op de scheppende adem van de liefde. En dank zij jou krijgt ook mijn bestaan nieuwen glans, jou glimlach straalt door alles wat ik doe. Ik heb jou gevonden in een ogenblik dat voor mijn verder leven beslissend was : in de tijdspanne van wedergeboorte en bewuste ontwaking, in den “voortrekkerstijd”. En het is wel treffend dat het eerste gedicht van mijn herbeginnend openbaar leven in de TH. Rooseveltstraat nr 60 geschreven is, en in jou kamertje ..
Een “voortrekkers”-kus van                   Je Nand
P.S. Kijk eens in de Linie deze en volgende week?


(1) “Columbus”: Nand begon het manuscript tijdens zijn gevangenschap op 11 juni 1946 (zie datering rechts boven):

Aquarel van titelpagina:

(2) “kiekjes met den bontmantel”: waarschijnlijk deze:

(3) “plus est en vous”: “meer is in u”: wapenspreuk van de “Gruuthuse familie” (Heren van Brugge, 13de / 15de eeuw).

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *