Maandag 30 juli Nand 86ste brief

Gistel de 30.7.51
Liefste
Je bent weg. Ik moet het bij mezelf steeds maar herhalen – zo “verwacht” is jou verschijning hier in dit huis, in dit hoekje landschap dat jij hebt gewijd .. Je bent weg .. Het is hier te stil : ik draai de radio aan – maar de deuntjes in de morgen bestemd om op te vrolijken, ergeren mij met hun banaliteit. Slechts het allerhoogste op gebied van de muziek zou mij nu voldoen : Bach’s Partita voor viool bv. (1) Waarover ik je sprak. Dát wordt echter zelden gespeeld, en het blijft hier dus stil. Kan ik er iets aan doen dat ik nog geheel bezeten ben met mijn bruine zonnige lief, bewegend tegen een achtergrond van zee en duin? Ik schreef voor je destijds op mijn boek “Ein Gott ist der Mensch wenn er träumt ..” (2) Was deze vacantie niet op bepaalde gezegende momenten werkelijk een droom? Hebben wij derhalve niet geleefd als goden? Ik denk maar steeds terug aan onze wandeling naar de Pier, toen de lieden ons, geheel verheerlijkt door eenzame communie met zon en zee en duin, verwonderd nastaarden. Wij wandelden niet meer, wij zweefden over de aarde, in het bewustzijn de uitverkorenen te zijn van Odin (3) die ons, Ask en Embla, pas had geschapen ginds in het blonde duinlandschap als in de eerste dagen van de schepping. Ik zag op jou neer, op jou zon-gebronsde huid, in jou heldere porcelein-blauwe ogen die zijn als het hemelsblauw aan de kim bij goed zicht, en ik wist dat lijden niets is als ons maar nu en dan zo één begenadigd ogenblikje wordt gegund. Zij zijn kort maar daarom des te vervoerender, des te kostbaarder.
Ik moet je niet meer zeggen hoe je niet alleen mij, doch ook de mijnen dierbaar geworden bent. De zware slag die ons trof heeft jóu beminnelijkheid zoveel gemakkelijker om dragen gemaakt. (4) Mijn moeder ben je als een geliefde dochter geworden en ik weet stellig, als jij niet hier geweest was, dat zij het heel wat lastiger zou gehad hebben om te berusten…
Ik ben je daarvoor zéer dankbaar.
En zo heeft deze week ons ontegensprekelijk dichter bij elkaar gebracht. Mocht de grote Geheimzinnige, die ons zo’n grote smarten toestuurt ons ook nu met een beetje geluk bedenken .. en niet een paar briefjes van duizend per maand meer .. Het is niet veel gevraagd, vermits ik bereid ben er hard voor te werken – en toch is het zo moeilijk om te verwerven. Maar ik treur niet om wat niet is : gelukkig ben ik om wat wij voor immer bezitten : dit is schoon verlof. De herinnering aan deze zonnige dagen zal ons denken spijzen; overglansd door het innig licht van onze nog altijd groeiende liefde, zijn zij een bezit dat ons niemand kan ontroven, Embla mijn!

Wonderbaar licht
schrijdt gij over de aarde :
gij zijt de dans in de stilte
‘t lied dat geluidloos
bedwelmt die naar U luistert ..

Ik schreef deze woorden in 1941, hakend naar een Embla. Ik belééfde die in 1951 in de aarde-ontstegen dans met mijn zwevenslichte Liefste .. die ik zoen met de gretigheid van water en wind.
Je Nand


(1) “Bach’s Partita voor viool“:

(2) “Ein Gott ist der Mensch wenn er träumt ..”: citaat van Hölderlin uit zijn “Hyperion oder der Eremit in Griechenland, 1797-1799″:

O ein Gott ist der Mensch, wenn er träumt, ein Bettler, wenn er nachdenkt, und wenn die Begeisterung hin ist, steht er da, wie ein mißratener Sohn, den der Vater aus dem Hause stieß, und betrachtet die ärmlichen Pfennige, die ihm das Mitleid auf den Weg gab.”

(3) “Odin”: Oppergod in de Noorse mythologie. “Odin is de god van kennis, wijsheid, strijd, oorlog, het hiernamaals, magie, geneeskunst en het (runen)schrift.”

(4) ” De zware slag die ons trof”: Het overlijden van Robert, broer van Nand, op 21 juli 1951 in Amerika (New Orleans), zie de pagina “Robert“.


juli/augustus 1951: vakantiefoto’s:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *