Maandag 6 augustus Nand 90ste brief – zijn laatste

Gistel de 6.8.51

Liefste,

Ik moet je eerst zeggen wat een vreemde gewaarwording het mij bezorgde een brief van jou te ontvangen … op mijn papier. Nadat je mij brieven hebt gestuurd – een heel jaar lang – op velletjes van allerlei formaat en kwaliteit (rekeningen inbegrepen) vervul je eindelijk mijn onuitgesproken wens met keurig papier voor je briefwisseling te gebruiken. Indien er éen omstandigheid is die erop wijst dat er iets in “Simmeke” veranderd is, dan is het wel dit. Ik wens je geluk met dit zeldzaam initiatief. Als inzet van ons tweede jaar vrijage, doet dit gebaar het beste verwachten .. Alle gekheid daargelaten heb ik het wel graag dat je je brieven verzorgt : het geeft mij den indruk dat je het zoveel ernstiger meent, wat je schrijft. Wel heb ik nooit aan de oprechtheid van je ontboezemingen getwijfeld. Maar als jij spontaan tot zoiets beslist dan zie ik daarin een daad van zelftucht .. ten ware dat het je reinste toeval was?
Ik hoop dat jullie te Brussel mooi weer gehad hebben gister – hier zou er van een pick-nick niet veel in huis gekomen zijn. Ik had, gelukkig, doek en verf in huis, en heb mij om het weer en de wereld daarbuiten niet veel bekommerd. De Zondag heb ik altijd goed kunnen werken. De afkeer voor een dorpsstraat met brave dorpelingen, allen op hun zondags best heeft altijd mijn drang naar eenzaamheid en mijn werklust aangewakkerd. Ik heb er dan ook, gedwongen weduwnaar als ik was, een “intiem”  week-end van gemaakt en voortgewerkt aan mijn “gestoorde zonnebaadster”. Het is een ruim duinenlandschap geworden en daarin ligt een blond en bruin wezen doorgloeid met zon en wind, nors opkijkend – maar schier onnaspeurbaar – omdat haar eenzaamheid wordt gestoord. (Dit zonder toepassing op enige werkelijkheid .. )  Je zou er vermoedelijk toch wel jou armen en benen in herkennen. Misschien was het deze Ersatz die mij zo’n opgetogen week-end bezorgde ! Terwijl ik bezig was heb ik ook het hoevetje afgewerkt zodat het atelier twéé doeken rijker is geworden. Het zal, als ik ooit eens iets kan tentoonstellen, een afgewisseld zaaltje zijn. Als je nog eens komt gaan wij eens zien naar de zeeschilders in Oostende : een zon uitstralend wezen zoals mijn baadster in zo’n weids en toch sober dècor zullen wij er niet vinden, daarvan ben ik overtuigd. Herinner je de tentoonstelling van “Cercle artistique” te Oostende. Wat een beeld van aristocratische en zielsvolle stijl zou mijn duin geweest zijn onder al die onbenulligheden. Moest je zelf niet bekennen dat er “persoonlijkheid” steekt in wat ik maak – zelf al sta je er nog aarzelend tegenover?.. Het doet je misschien vreemd aan dat ik zo mijn eigen gewrochten zit op te hemelen. Dat is niets anders dan de uiting van het geloof dat ik in mijzelf hebben moèt.  Wat zou ik nog kunnen schrijven en schilderen, indien ik niet (waar zo weinigen het doen) tot het uiterste, tot het fanatieke in mijn werk geloofde? Wat is een kunstenaar die dàt niet heeft? Na korte tijd gaat hij aan nijdige bekamping en kleimoedige ondermijning ten gronde. Er zijn daarvan voorbeelden te over. Vergeef mij dus, Liefste mijn, jij ten minste die mijn vrouw bent (of zult worden binnenkort) als ik nu en dan mijzelf in de bloemen zet ! Van “bloemen” gesproken, ik ontving verleden week een brief van een zekere Truda Weckx (1), geschreven in een stijl die verbazend wel op de jouwe gelijkt – zinnen zonder werkwoord, vragende vorm voor een bevestiging e.d. Deze dame dankt mij voor de opdracht en drukt haar “weidse bewondering” voor mij uit. Zij gaat “er fier op zich een kind van Vlaenderen te noemen, waar zulke edele grote kunstenaars leven ..” Wat zeg je daarvan hé? Zij spreekt van niets minder dan “schoonheidsverrukking” ! Dàt is het woord des harten. Het lijkt wel dat de jongere generatie meer in mijn werk zal vinden dan de verzuurde azijn-drinkers op zijn Sirius ! De tijd zal komen dat er zal erkend worden, dat deze verzen, ver van levensvreemd te zijn en een vlucht, precies de harte-roerselen van deze generatie hebben uitgesproken. Maar pardon, ik ben weer het bekende liedje aan ’t zingen. Laat ik je liever danken om het mooie briefje in je sierlijkste handschrift aan mijn ouders gericht (2). Zij waren ermee opgetogen en streden om het eerst te mogen lezen! Na de eerste schok is thans de bezinning ingetreden, het na-peinzen, het ver-beelden, het klagen. Hopelijk volge het berusten en de aureool die de tijd aan alle doden schenkt. (3) Ik ben ervan overtuigd dat jou briefje ertoe bijgedragen heeft om hun gevoelens te stabiliseren en het geestesevenwicht te herstellen. Liefste mijn, daarvoor een innige zoen. Wat hebben wij met het weer “geluk” gehad ! Het is zeven uur, en ik zit hier met licht. De donder doet het huis schudden en de regen valt als lood neer op de gerst die voor mijn venster gestuikt staat. Het is mij ook zoals je schrijft : onze zonnedagen lijken wel een onwezenlijke droom te zijn geweest. Ik geloof niet dat een vacantie elders doorgebracht – op de heide bv – diezelfde “sfeer” zou gehad hebben. Voor mij zeker niet. Er is daartoe niet alleen zon, maar ook dat ruime, on-wezen-lijke zeelandschap nodig dat het gebeuren als “onaards” doet aanvoelen. Deze bedenking kwam dezer dagen tot mij in versvorm en ik schrijf hier het gedichtje over.

 Kom, Liefste, dwalen door mijn duinenland
en zalig bij de zee gezegend leven
met zomerwind en blonde zon omgeven,
bedwelmd door lome vloed en eenzaam zand.

Ontvlied de zwoele stad en ’t dwaas gewoel
van havelozen die hun ziel verloren ..
Bewaar uw ziel : de liefd’ heeft U verkoren
tot reine vreugde en tijdeloos gevoel.

Kom, bij de zuivere zee, wij zullen dwalen
voortijdlijk vrij aan de opgetogen palen
van aarde en water, waar de waan begint.

Hier zijn de kimmen koel en zonder logen,
en louter lucht en zee, het oog onttogen,
wijl open verte op dieper verten zint.

Een bizonder dikke zoen, driewerf herhaald, voor de drie brieven die je schreef… (4)         Je Nand


(1) “Truda Weckx”: een oud-leerling van Sim aan de Rijksmiddelbare School te Hasselt in 1942/1944. Zij zou alter als huishoudster enkele jaren in dienst treden van het gezin.

(2) “aan mijn ouders gericht”: zie de brief van 3 augustus.

(3) “aan alle doden”: verwijzing naar het overlijden van Nands broer Robert op 21 juli 1951 in Los Angeles, USA. (zie de pagina’s “Familie Nand” en “broer Robert

(4) “drie brieven”: Sims brieven van 2, 3 en 4 augustus.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *