Brussel, 4e Oogst 1951.
Lieve Nand,
Morgen is het de 5e Oogst. Een jaar ging over ons heen. Ik ben gelukkig je te kunnen zeggen op de vooravond van deze eerste verjaring dat ik niet had kunnen verhopen hoezeer we tot mekaar hoorden. Leed en pijn werden ons nochtans niet gespaard, en is het daarin misschien dat we nader groeiden tot elkaar, ook de opperste vreugde werd ons deel. Moest ik nu tot je komen daar in het intieme werkkamertje, het zou zeer eenvoudig zijn, ik zou bij je stilzwijgend meer vermogen uit te drukken dan ik in haperende woorden vermag. Maar ik zou je zeggen dat ik je lief had, lieve Nand, met éénzelfde hevige spontane gloed van die eerste zomernacht maar gelouterd door een jaar van lief en leed vooral, het zijn maar woorden maar ik weet dat je tot mij zeggen kunt dat het wel de moeite loont me mede te voeren naar je eigen bezit, je eenzaamheid, ik heb reeds de drempel overschreden want zó gans anders van daar uit bekijk ik nu mensen en dingen. Wat heb je me laten ontdekken, waarlangs ik vroeger onverschillig vlinderde, ik denk aan je verzen je werk, ik bekijk met liefde en trots het landschap dat je schilderde. Je hebt me zelf bekend dat mijn stilzwijgen je vroeger ontgoochelde toen je mij de doeken toonde. Ik beken je dat ik sedertdien met jou een vruchtbare weg heb afgelegd. Jij leerde mij de waarden schikken en bepalen. Ik hoorde je oordeel bij elk bezoek aan de verschillende tentoonstellingen en stilaan voelde ik het beeld in mij groeien, het was niet gemakkelijk, ik weet het wellicht besef jij het beter dan ik, het beeld waarnaar jij in mij tracht, waarnaar ik zelf zó hevig bijna moederlijk verlang, het is de “nieuwe geboorte” die jij in mij verwekt; ik weet niet of ik dit geschenk je reeds kan bieden op deze eerste verjaardag onzer beslissende ontmoeting. Aanvaard het lieve Nand, het is nog niet gans volgroeid die eerste geboorte; maar hoe ken ik reeds je ontroerende bezorgdheid je sterke-zachte armen!
We vieren deze verjaring afzonderlijk in gemeenschappelijke “eenzaamheid”, hoe lang nog? – Ik krijg om de twee dagen een lange lijst in te kijken van woongelegenheid rond het Antwerpse, tot nog toe niets voor ons – ondertussen werk ik dapper door, ook dat brengt baat bij!
Ik bericht je nog wel voor volgend week-end, hopelijk is het zonneweer er bij; vandaag is het een zeer droeve regendag en vanavond ga ik met de oudjes naar het Cirkus, zeer groots opgesteld vóór je vroegere residentie (NIR) (1). Indien het weder het toelaat vergezellen ze me morgen op een pick-nick in een landelijk hoekje en zo weet je meteen wat dit week-end voor me wordt.
Lieve Nand, in ’t geluk van deze “onze” verjaardag zoen ik je en in ’t vooruitzicht van nog meer volgende week!
Je Liefste
‘1) “vóór je vroegere residentie (NIR)”: het Eugène Flageyplein in Elsene, Brussel, met het “Flageygebouw“, waar Nand tijdens de oorlog werkte voor de radio, zie de pagina “Zender Brussel“.